(Langdurige) armoede

Ieder huishouden in Nederland heeft uitgaven aan huisvesting, energie, verzekeringen, kleding en de dagelijkse boodschappen. Om mee te kunnen doen in de samenleving is er daarnaast geld nodig voor bijvoorbeeld telefonie, internet en sociale activiteiten (zoals lidmaatschap van een vereniging, een uitje of een vakantie). Voor 35 verschillende typen huishoudens heeft het Nibud per jaar vastgesteld welke bedragen voor welke uitgavenposten minimaal nodig zijn om volwaardig mee te kunnen doen in de samenleving.

Voor de meeste huishoudens zijn de maandelijkse uitgaven aan wonen, energie en zorg (basisverzekering en verplicht eigen risico) de grootste vaste lasten. Daarom wordt bij de armoedebepaling uitgegaan van de werkelijke uitgaven hieraan.

Om vast te stellen of een huishouden in armoede leeft, wordt niet alleen gekeken naar het inkomen maar ook naar de vermogensbuffer (spaargeld of ander direct te besteden bezit) van het huishouden. Een huishouden is arm als er na het betalen van de vaste lasten te weinig inkomen overblijft voor de andere basisbehoeften én de vermogensbuffer kleiner is dan de jaarlijkse armoedegrens. Er is sprake van langdurige armoede wanneer een huishouden minstens drie jaar arm is. In het rapport De nieuwe methode om armoede in Nederland te meten worden de armoedegrens en de gemaakte methodologische keuzes toegelicht.