Dienstensector goed voor ruim drie kwart van de Nederlandse economie

Dienstensector op de Zuidas
© Hollandse Hoogte / Peter Hilz
Het belang van de dienstensector voor de Nederlandse economie is in vergelijking met 1950 sterk toegenomen. De dienstensector was in 2023 goed voor 77 procent van de totale toegevoegde waarde in Nederland. In 1950 was dat 49 procent. Het toegenomen economische belang is ook terug te zien op de arbeidsmarkt: 4 op de 5 gewerkte uren werden in 2023 besteed aan dienstverlening. Dit blijkt uit een analyse van het CBS in het kader van het 125-jarig jubileum.

De dienstverlening kan worden gesplitst in een commercieel en een niet-commercieel deel. Commerciële dienstverlening is gericht op het maken van winst. Dit zijn bedrijven die zich bezighouden met handel, transport, horeca, communicatie, financiën, vastgoed, en zakelijke diensten. Deze bedrijven waren in 2023 goed voor 54 procent van de totale toegevoegde waarde in Nederland. Toegevoegde waarde is de waarde van de productie minus de kosten van ingekochte goederen en diensten en geeft de bijdrage aan de economie weer. 

De niet-commerciële dienstverlening bestaat uit de bedrijfstakken overheid, onderwijs, zorg en de cultuur, recreatie en overige dienstverlening. Deze diensten waren in 2023 goed voor 23 procent van de totale toegevoegde waarde.

Het belang van de dienstensector nam tot 2016 gestaag toe tot 79 procent van de toegevoegde waarde. Sindsdien is het aandeel van deze sector in de economie licht gedaald. Dat is onder meer toe te schrijven aan de groei van de machine-industrie, de energievoorziening en de bouwnijverheid. Hierdoor nam het aandeel van de goederenproducenten weer toe.

Aandeel in totale toegevoegde waarde1)
JaarCommerciële dienstverlening (%)Niet-commerciële dienstverlening (%)Goederenproducenten (%)
195033,815,450,8
195134,215,150,7
195233,415,151,5
195332,915,152,0
195433,015,551,5
195533,815,750,6
195634,315,849,9
195733,716,350,0
195833,016,850,2
195933,116,550,4
196032,916,350,8
196133,416,849,8
196233,917,548,6
196334,317,947,8
196433,718,348,0
196533,618,747,7
196633,319,447,3
196733,519,846,6
196833,519,846,7
196936,720,642,7
197037,221,041,8
197137,221,940,9
197237,022,740,3
197337,622,939,6
197436,823,339,9
197537,225,137,7
197637,125,137,8
197738,225,736,1
197839,226,034,8
197939,126,434,6
198038,926,234,9
198138,425,935,7
198239,126,234,7
198340,325,734,0
198440,524,335,2
198540,723,935,4
198642,923,833,2
198743,824,431,9
198844,223,832,0
198944,723,032,2
199045,022,932,1
199145,822,731,5
199246,623,030,4
199347,323,429,4
199448,222,829,1
199548,522,329,1
199649,621,828,6
199750,921,427,7
199852,121,026,9
199953,020,926,0
200053,320,626,1
200152,521,126,4
200252,522,225,3
200352,322,924,8
200452,523,024,5
200552,422,724,9
200652,522,225,2
200753,221,825,0
200852,722,125,2
200952,324,123,6
201052,424,423,2
201152,424,323,3
201252,124,623,3
201352,424,722,8
201453,724,621,7
201554,524,121,4
201654,924,121,0
201755,023,721,3
201855,023,621,4
201955,223,621,2
202054,723,821,5
202154,823,421,8
202254,622,722,7
202354,522,822,7
1)De data voor eerdere jaren zijn op basis van andere methoden, waardoor er methodebreuken zijn in 1995 en 1969.

Aandeel zakelijke diensten meer dan verdubbeld sinds 1969

Tussen 1969, het eerste jaar waarvoor er gedetailleerde data beschikbaar zijn, en 2023 is de structuur van de Nederlandse economie veranderd. Het aandeel van de totale toegevoegde waarde van bedrijven in de industrie (-12,6 procentpunt), landbouw en visserij (-4,3 procentpunt) en de bouwnijverheid (-3,7 procentpunt) is flink gedaald. Daar staat tegenover dat het aandeel van de dienstverlening zoals specialistische zakelijke diensten (+5,6 procentpunt), verhuur en overige zakelijke diensten (+5,1 procentpunt), onroerend goed (+4,0 procentpunt) en de gezondheidszorg (+3,7 procentpunt) is toegenomen.

Aandeel in totale toegevoegde waarde1)
Bedrijfstak2023 (%)1969 (%)
Industrie12,024,6
Groot- en detailhandel13,213,1
Bouwnijverhijd5,08,7
Openbaar bestuur
en overheidsdiensten
7,17,9
Landbouw1,96,2
Onderwijs4,95,8
Vervoer en opslag4,55,4
Gezondheids- en welzijnszorg8,54,8
Financiële dienstverlening5,44,2
Onroerend goed8,03,9
Overige dienstverlening4,33,8
Specialistische zakelijke diensten9,43,7
Energie en water3,73,2
Informatie & Communicatie4,92,3
Verhuur en overige
zakelijke diensten
7,32,2
1)De data voor eerdere jaren zijn op basis van andere methoden, waardoor er methodebreuken zijn in 1995 en 1969.

Ruim 80 procent gewerkte uren in dienstverlening

De toename van de dienstverlenende producenten in de economie is ook terug te zien op de arbeidsmarkt. In 2023 was de dienstverlening goed voor zo’n 81 procent van de totale gewerkte uren, ten opzichte van 58 procent in 1969, het eerste jaar waarvoor vergelijkbare data beschikbaar zijn. Het aandeel is echter de laatste tien jaar niet meer gegroeid.

Het groeiende aandeel van de dienstensector in het totaal aantal gewerkte uren ging samen met de grotere deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt. Waar in 1969 vrouwen nog goed waren voor 23 procent van het totaal aantal gewerkte uren, was dit gestegen tot bijna 41 procent in 2023. In de goederensector is het aandeel door vrouwen gewerkte uren in deze periode verder afgenomen.

Aandeel in totale gewerkte uren1)
JaarDienstverlening - Mannen (%)Dienstverlening - Vrouwen (%)Goederenproductie - Mannen (%)Goederenproductie - Vrouwen (%)
196940,218,336,84,8
197040,118,736,44,8
197140,619,235,54,7
197240,820,234,34,7
197341,120,434,04,6
197441,321,233,04,5
197542,121,232,44,4
197642,821,431,64,2
197743,021,731,34,0
197843,621,930,54,0
197944,322,529,14,1
198043,822,629,54,1
198144,223,328,44,0
198244,623,827,64,0
198345,024,026,94,0
198445,124,126,74,2
198545,524,525,94,1
198645,224,925,84,1
198745,425,225,54,0
198845,125,125,93,9
198944,925,925,33,9
199044,726,325,13,9
199144,826,724,54,0
199244,727,224,24,0
199344,927,823,24,0
199444,828,422,93,9
199544,529,322,23,9
199644,829,422,03,8
199744,829,721,73,8
199845,130,021,23,7
199944,930,520,93,8
200044,530,920,83,7
200144,231,520,53,8
200244,132,120,23,7
200344,732,219,73,4
200444,632,819,23,4
200544,733,119,03,3
200645,133,218,43,3
200745,233,518,13,2
200844,934,117,83,2
200944,534,817,63,2
201044,934,817,42,9
201144,835,017,32,9
201244,735,417,02,9
201344,735,616,82,9
201444,935,616,72,9
201545,035,616,52,9
201644,935,916,42,9
201744,836,016,32,9
201844,536,316,32,9
201944,036,716,43,0
202043,536,816,63,1
202143,137,316,53,1
202243,137,616,33,1
202342,937,616,33,1
1)De data voor eerdere jaren zijn op basis van andere methoden, waardoor er een methodebreuk is in 1995.