Leerlingen met buitenlandse herkomst steeds vaker naar havo of vwo

Leerling op middelbare school stopt iets in kluisje
© ANP / Patricia Rehe
In 2022/’23 kreeg 49 procent van de leerlingen in het basisonderwijs waarvan beide ouders in het buitenland waren geboren (tweede generatie) een havo- of vwo-advies. In 2011/’12 was dat nog 38 procent. Ook leerlingen die in het buitenland waren geboren (migranten) krijgen dit advies vaker. Ook volgden meer leerlingen met een buitenlandse herkomst (zowel migranten als de tweede generatie) deze opleidingsvormen maar nam het slagingspercentage sinds de coronacrisis harder af dan gemiddeld. Dit meldt het CBS in de Rapportage Integratie en Samenleven 2024.

Tijdens het schooljaar 2022/’23 kreeg 57 procent van de groep-8-leerlingen een havo of vwo-advies. Uit de Rapportage Integratie en Samenleven 2024 blijkt dat vooral van de leerlingen van de tweede generatie, waarvan beide ouders in het buitenland zijn geboren, het verschil met het totaal van alle groep-8-leerlingen de afgelopen elf jaar kleiner is geworden. In 2022/’23 steeg het percentage leerlingen van de tweede generatie met een havo of vwo-advies naar 49 procent. Tijdens schooljaar 2011/’12 kreeg nog 38 procent een havo- of vwo-advies, terwijl dat van alle leerlingen totaal toen 54 procent was.

Voor leerlingen geboren in het buitenland bleef het verschil ten opzichte van het gemiddelde ongeveer gelijk: 51 procent van hen kreeg in 2022/’23 een havo- of vwo-advies, elf jaar eerder was dat 47 procent.

Havo- of vwo-advies, naar herkomst
SchooljaarTotale leerlingenpopulatie (% van groep-8-leerlingen)Geboren in Nederland, 2 ouders geboren in Nederland (% van groep-8-leerlingen)Geboren in Nederland, 1 ouder geboren in buitenland (% van groep-8-leerlingen)Geboren in Nederland, 2 ouders geboren in buitenland (% van groep-8-leerlingen)Geboren in buitenland (% van groep-8-leerlingen)
2011/
2012
54,356,856,137,646,5
2012/
2013
52,855,254,336,646,3
2013/
2014
51,753,954,236,445,0
2014/
2015
51,353,552,936,245,9
2015/
2016
53,555,555,339,946,8
2016/
2017
56,558,658,443,248,6
2017/
2018
56,958,859,145,448,0
2018/
2019
56,458,557,845,247,2
2019/
2020
53,355,354,142,144,3
2020/
2021
57,258,959,447,748,6
2021/
2022
57,058,459,348,150,6
2022/
2023*
57,358,858,848,851,0
*voorlopige cijfers

Sterkste stijging bij Marokkaanse tweede generatie

Van de groep-8-leerlingen van de tweede generatie waarvan de ouders in Marokko zijn geboren steeg het aandeel met havo- of vwo-advies het sterkst: van 34 procent in 2011/’12, naar 50 procent in 2022/’23. De tweede generatie van Nederlands-Caribische of Turkse herkomst kreeg het minst vaak een havo- of vwo-advies (36 procent en 43 procent), de tweede generatie van Indonesische of Europese herkomst het vaakst (63 procent en 62 procent).

Van de leerlingen die in het buitenland zijn geboren hebben de Nederlands-Caribische en Surinaamse herkomstgroepen het kleinste aandeel met havo- of vwo-advies (27 procent en 29 procent). Van leerlingen geboren in Turkije steeg het aandeel met havo- of vwo-advies het hardst, van 30 procent in 2011/’12 naar 67 procent in 2022/’23.

Volgt havo of vwo1) in voortgezet onderwijs2), naar herkomst
SchooljaarTotale leerlingenpopulatie (% van leerlingen in jaar 3)Geboren in Nederland, twee ouders geboren in Nederland (% van leerlingen in jaar 3)Geboren in Nederland, één ouder geboren in buitenland (% van leerlingen in jaar 3)Geboren in Nederland, twee ouders geboren in buitenland (% van leerlingen in jaar 3)Geboren in buitenland (% van leerlingen in jaar 3)
2011/'1246,749,348,729,639,1
2012/'1346,749,249,329,939,4
2013/'1446,248,449,230,240,0
2014/'1545,948,147,730,640,0
2015/'1645,847,848,131,740,9
2016/'1746,348,249,332,740,7
2017/'1847,449,249,634,343,0
2018/'1947,949,649,836,043,4
2019/'2048,750,550,936,842,9
2020/'2149,851,452,639,443,0
2021/'2249,450,951,840,144,2
2022/'2348,349,450,540,145,2
2023/'24*49,050,250,640,846,3
1)havo of vwo inclusief algemeen leerjaar 3 2)voortgezet onderwijs exclusief praktijkonderwijs *voorlopige cijfers

Tweede generatie vaker op havo of vwo

In schooljaar 2023/’24 volgde 49 procent van de leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs havo of vwo. Ook dit aandeel is toegenomen onder leerlingen met een buitenlandse herkomst. Die toename is het sterkst bij de tweede generatie met twee in het buitenland geboren ouders. Dat steeg van 30 procent in schooljaar 2011/’12 naar 41 procent elf jaar later.

Ook bij in het buitenland geboren leerlingen is het aandeel dat havo of vwo volgt in deze periode toegenomen, van 39 procent naar 46 procent. Net als bij de groep-8-adviezen is het aandeel dat havo of vwo volgt het laagst onder leerlingen wiens ouders zijn geboren in de Nederlandse Cariben of Turkije.

Slagingspercentage harder gedaald voor meeste Buiten-Europese herkomstgroepen

In schooljaar 2022/’23 slaagde 86 procent van de havo- en vwo-leerlingen. Dat is minder dan voorgaande jaren. Leerlingen met een Turkse (69 procent), Marokkaanse (70 procent), Surinaamse (74 procent) en Nederlands-Caribische (79 procent), of overig Buiten-Europese herkomst (78 procent) slaagden minder vaak voor hun eindexamen havo of vwo dan gemiddeld.

Tijdens de coronapandemie (schooljaren 2019/’20 en 2020/’21) golden er soepelere regels voor het eindexamen en lagen de slagingspercentages hoog. Sindsdien zijn de slagingspercentages afgenomen; in 2022/’23 lagen de slagingspercentages weer rond het niveau van 2011/’12. Het aandeel geslaagden van de vijf herkomstgroepen met de laagste slagingspercentages is sinds de coronajaren harder gedaald dan gemiddeld en ligt, met uitzondering van leerlingen met een Turkse herkomst, lager dan in 2011/’12.

Slagingspercentage havo/vwo, geboren in Nederland/buitenland, naar herkomstland
SchooljaarTotaal (% van examenleerlingen)Europa (excl. NL) (% van examenleerlingen)Turkije (% van examenleerlingen)Marokko (% van examenleerlingen)Suriname (% van examenleerlingen)Nederlandse Cariben (% van examenleerlingen)Indonesië (% van examenleerlingen)Overig Buiten-Europa (% van examenleerlingen)Nederland (% van examenleerlingen)
2011/
2012
86,985,664,774,175,683,784,079,888,6
2012/
2013
89,688,970,778,581,586,387,883,291,0
2013/
2014
88,787,968,677,978,987,084,483,490,0
2014/
2015
89,488,474,977,580,787,686,883,390,8
2015/
2016
89,688,674,279,179,688,386,285,090,9
2016/
2017
88,788,774,176,378,882,384,282,990,2
2017/
2018
89,288,672,577,480,382,184,182,990,8
2018/
2019
89,389,176,476,079,282,985,683,990,8
2019/
2020
98,197,795,495,497,397,596,997,298,4
2020/
2021
92,191,278,078,785,387,786,186,493,8
2021/
2022
91,591,078,179,783,488,089,286,293,2
2022/
2023*
86,186,069,369,873,779,082,377,788,6
*voorlopige cijfers