Meeste gezinsmigranten blijven in Nederland wonen
In de periode 1999 t/m 2023 kwamen er 1,8 miljoen immigranten naar Nederland van buiten de Europese Unie of EFTA-landen (IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitserland). Het grootste deel van deze migranten (32 procent) kwam als gezinsmigrant. Van deze gezinsmigranten kwam 6 procent als gezinslid van een asielmigrant. Asielmigranten vormden de op-één-na grootste groep (23 procent), gevolgd door migranten die voor werk of studie kwamen (beide ongeveer 15 procent). Oekraïense vluchtelingen, die sinds 2022 onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming naar Nederland zijn gekomen, vormden 8 procent van de niet-EU/EFTA-migranten. Verder had 5 procent een ander migratiemotief, zoals een medische behandeling in Nederland.
Migratiemotief niet-EU/EFTA | Aantal immigranten (x 1 000) |
---|---|
Gezin | 572,31 |
Asiel | 406,31 |
Studie | 278,91 |
Arbeid | 272,01 |
Tijdelijke bescherming | 145,57 |
Overige migratiemotieven | 102,48 |
Gezins- en asielmigranten blijven het langst
Lang niet al deze immigranten blijven in Nederland wonen. Op 31 december 2023 waren 737,5 duizend niet-EU/EFTA-immigranten weer vertrokken, wat meer dan 40 procent is. Of en hoelang immigranten in Nederland blijven, hangt onder andere af van hun reden om te komen.
Gezinsmigranten blijven het vaakst langdurig in Nederland. Van de niet-EU/EFTA-gezinsmigranten die bijvoorbeeld tussen 2005 en 2010 arriveerden, was een ruime meerderheid na 13 jaar nog in Nederland (57 procent). Ook een relatief groot deel van de asielmigranten blijft in Nederland. Studiemigranten vertrekken het vaakst en het snelst: na twee jaar is 45 procent van hen vertrokken, en uiteindelijk vertrekt bijna 90 procent. Arbeidsmigranten vertrekken bijna net zo snel en vaak. Oekraïense vluchtelingen arriveerden relatief kort geleden. Van hen verbleef het overgrote deel 31 december 2023 nog in Nederland.
Jaren na immigratie | Arbeid (%) | Gezin (%) | Asiel (%) | Studie (%) | Overige migratiemotieven (%) |
---|---|---|---|---|---|
1 | 24,1 | 6,7 | 6,3 | 22,6 | 24,9 |
2 | 42,5 | 14,1 | 14,3 | 45,5 | 40,6 |
3 | 55,1 | 19,9 | 20,2 | 58,2 | 47,4 |
4 | 63,2 | 24,4 | 24,1 | 66,2 | 51,7 |
5 | 69,8 | 28,1 | 27,2 | 72,2 | 54,7 |
6 | 73,8 | 31,1 | 30,4 | 76,6 | 57,0 |
7 | 76,5 | 33,8 | 34,9 | 80,0 | 59,1 |
8 | 78,2 | 35,9 | 38,5 | 82,6 | 60,7 |
9 | 79,6 | 37,7 | 41,4 | 84,6 | 62,1 |
10 | 80,6 | 39,2 | 43,6 | 85,9 | 63,4 |
11 | 81,4 | 40,3 | 45,4 | 86,8 | 64,4 |
12 | 82,1 | 41,3 | 46,8 | 87,6 | 65,1 |
13 | 82,6 | 42,1 | 48,0 | 88,1 | 65,8 |
Meeste niet-EU/EFTA-migranten in bevolking gezinsmigrant
Zowel het aantal immigranten als hun kans om te vertrekken, beïnvloedt de samenstelling van de bevolking in Nederland. Omdat gezins- en asielmigranten minder vaak vertrekken, vormen zij een relatief groot deel van het totale aantal niet-EU/EFTA-migranten dat in Nederland woont. Zij maken bijna twee derde deel uit van de groep die 31 december 2023 in Nederland woonde terwijl zij sinds 1999 iets meer dan de helft van de niet-EU/EFTA-immigratie vormen. Studie- en arbeidsmigranten vertrekken juist vaker en sneller, waardoor zij een kleiner deel van de bevolking vormen. Van de niet-EU/EFTA-migranten die eind 2023 in Nederland woonden, kwam ongeveer 20 procent voor arbeid of studie, terwijl sinds 1999 zo’n 30 procent van de niet-EU/EFTA-immigratie uit arbeids- of studiemigranten bestond.
Groep | Gezin (x 1 000) | Asiel (x 1 000) | Arbeid (x 1 000) | Studie (x 1 000) | Tijdelijke bescherming (x 1 000) | Overige migratiemotieven (x 1 000) |
---|---|---|---|---|---|---|
Immigratie 1999-2023 | 572,3 | 406,3 | 272,0 | 278,9 | 145,6 | 102,5 |
Bevolking 31 december 2023 | 378,7 | 302,6 | 122,7 | 85,7 | 105,8 | 66,0 |
EU/EFTA-migranten vertrekken vaker
Van de 1,6 miljoen migranten van binnen de EU/EFTA (zonder de Nederlandse nationaliteit) die sinds 1999 naar Nederland kwamen, waren er op 31 december 2022 944 duizend weer vertrokken. Dat is meer dan 60 procent. Zij vertrekken dus vaker dan migranten van buiten de EU/EFTA.
De meeste EU/EFTA-immigranten die in de periode 1999 t/m 2022 naar Nederland kwamen, waren arbeidsmigranten (33 procent), gevolgd door gezinsmigranten (29 procent). Net als bij niet-EU/EFTA-migranten vertrekken arbeidsmigranten sneller en vaker dan gezinsmigranten. Gezinsmigranten vormen daardoor de grootste groep die nog in Nederland woont (37 procent). EU/EFTA-studiemigranten vertrekken minder vaak dan niet-EU/EFTA-studiemigranten (60 tegenover 69 procent).
Groep | Arbeid (x 1 000) | Gezin (x 1 000) | Studie (x 1 000) | Overige en onbekende migratiedoelen (x 1 000) |
---|---|---|---|---|
Immigratie 1999-2022 | 513,7 | 460,5 | 243,4 | 352,2 |
Bevolking 31 december 2022 | 182,4 | 225,8 | 93,9 | 100,9 |
Bronnen
- StatLine - Immigranten niet EU/EFTA; migratiemotief, sociaaleconomische categorie
- StatLine - Immigranten EU/EFTA; afgeleid migratiedoel, sociaaleconomische categorie
- StatLine - Bevolking op 31 december; immigranten niet-EU/EFTA, migratiemotief
- StatLine - Bevolking op 31 december; immigranten EU/EFTA, afgeleid migratiedoel
Relevante links
- Dashboard - Migratiemotieven
- Onderzoeksbeschrijving – Statistiek Migratiemotieven
- Dossier - Asiel, migratie en integratie
- Nieuwsbericht - Minder immigranten in 2023, vooral minder Oekraïense vluchtelingen