Van 20 naar 70 procent economisch zelfstandige vrouwen in 45 jaar

© CBS
Tussen 1977 en 2022 is het aandeel vrouwen dat economisch zelfstandig is, gegroeid van 20 naar bijna 70 procent. Bij mannen bleef het stabiel rond 80 procent. Boven de zestig jaar steeg het aandeel economisch zelfstandigen zowel bij mannen als bij vrouwen het sterkst. Dat blijkt uit nieuwe analyses van het CBS van inkomensgegevens.

Economisch zelfstandig betekent dat iemand ten minste het bijstandsniveau verdient. Het aandeel wordt berekend voor mensen die geen onderwijs volgen en die tussen 15 jaar en de AOW-leeftijd zijn. De cijfers komen uit de inkomensstatistieken, die het CBS vanaf 1977 maakt.

Economische zelfstandigheid
JaarMannen (1977, 1981, 1985) (% niet-onderwijsvolgend, 15 jaar tot AOW-leeftijd)Mannen (% niet-onderwijsvolgend, 15 jaar tot AOW-leeftijd)Vrouwen (1977, 1981, 1985) (% niet-onderwijsvolgend, 15 jaar tot AOW-leeftijd)Vrouwen (% niet-onderwijsvolgend, 15 jaar tot AOW-leeftijd)
'7778,519,5
'78
'79
'80
'8178,519,5
'82
'83
'84
'8571,823,2
'86
'87
'88
'8976,329,3
'9076,531,5
'9176,933,6
'9276,535,2
'9375,436,2
'9475,137,1
'9576,738,6
'9676,839,7
'9777,841,5
'9878,442,2
'9980,044,3
'0080,345,5
'0180,546,7
'0279,947,3
'0378,447,5
'0477,848,2
'0578,249,0
'0679,150,5
'0780,253,0
'0880,754,5
'0979,254,8
'1078,455,4
'1178,956,5
'1278,256,8
'1377,356,7
'1477,557,1
'1578,257,9
'1679,059,3
'1779,760,7
'1880,862,5
'1981,464,0
'2080,364,4
'2181,566,5
'2282,768,8

Sterkste stijging in jaren tachtig en negentig

Bij vrouwen steeg het aandeel economisch zelfstandigen in verhouding het meest in de jaren tachtig en negentig, toen de arbeidsparticipatie van vrouwen sterk toenam. Ook na de economische crisis van 2009-2013 kwamen er relatief veel economisch zelfstandige vrouwen bij. Dat komt deels doordat vrouwen meer uren per week gingen werken.

Bij mannen volgt het aandeel economisch zelfstandigen de conjunctuur, omdat zij vaker dan vrouwen werken in conjunctuurgevoelige sectoren, zoals de bouw en de ICT. Tijdens de recessie van de jaren tachtig bereikte het aandeel economisch zelfstandige mannen een dieptepunt in 1985. Ook in de vorige economische crisis en in coronajaar 2020 daalde het.

Grootste stijging bij 60-plussers

In opeenvolgende generaties vrouwen is het aandeel economisch zelfstandigen op elke leeftijd steeds groter geworden. Bij vrouwen van 60 tot 65 jaar steeg het aandeel in verhouding het sterkst. Zo was van de generatie vrouwen geboren voor 1930 op 61-jarige leeftijd 5 procent economisch zelfstandig. Van de generatie geboren tussen 1960 en 1975 was dat met bijna 50 procent tien keer zo hoog. Behalve dat vrouwen steeds vaker en meer uren werken, speelt ook hun toegenomen onderwijsniveau hierbij een rol.

Economische zelfstandigheid vrouwen
LeeftijdGeboren voor 1930 (% niet-onderwijsvolgend, 15 jaar tot AOW-leeftijd)1930 tot 1945 (% niet-onderwijsvolgend, 15 jaar tot AOW-leeftijd)1945 tot 1960 (% niet-onderwijsvolgend, 15 jaar tot AOW-leeftijd)1960 tot 1975 (% niet-onderwijsvolgend, 15 jaar tot AOW-leeftijd)1975 tot 1990 (% niet-onderwijsvolgend, 15 jaar tot AOW-leeftijd)Vanaf 1990 (% niet-onderwijsvolgend, 15 jaar tot AOW-leeftijd)
2050,836,038,552,9
2152,352,355,262,9
2251,762,564,568,7
2350,165,568,072,6
2447,266,071,475,4
2541,166,171,777,1
2640,665,372,177,9
2734,262,672,078,0
2829,059,971,477,7
2925,156,570,977,1
3026,655,270,477,3
3126,553,570,077,5
3227,852,269,9
3314,229,152,069,2
3414,929,751,968,6
3513,729,852,368,2
3614,030,953,468,1
3714,932,854,268,1
3814,533,354,568,5
3913,234,655,568,9
4014,835,956,269,4
4115,638,257,369,9
4216,139,058,070,4
4315,139,559,270,9
4415,440,360,071,2
4516,941,961,072,1
4619,243,461,973,0
4720,443,862,9
4812,122,344,662,7
4910,422,445,062,5
5011,422,145,162,3
5112,622,045,962,3
5211,822,545,561,7
539,921,244,661,0
5410,520,044,260,3
559,319,043,059,5
569,518,541,758,5
579,016,940,657,4
588,515,439,256,0
597,813,837,554,1
606,710,934,552,0
614,77,731,449,3
623,75,827,6
633,14,922,6
642,64,221,9

Dal rond 30e levensjaar bij vrouwen vrijwel verdwenen

In de generatie vrouwen geboren tussen 1945 en 1960 daalde het aandeel economisch zelfstandigen tot 30-jarige leeftijd, waarna het steeg tot het 50e levensjaar en vervolgens weer daalde. In de jongere generatie geboren tussen 1960 en 1975 steeg het aandeel economisch zelfstandigen tot 25 jaar en daalde daarna tot 35-jarige leeftijd. Tussen 25 en 35 jaar worden veel vrouwen moeder, en dat ging in die generaties vaak gepaard met minder werken of stoppen. Dat gebeurt in jongere generaties minder: vrouwen blijven vaker wel werken, en hebben ook grotere deeltijdbanen.

Bij mannen weinig verandering tussen 25 en 50 jaar

In elke geboortegeneratie mannen neemt het aandeel economisch zelfstandigen tot 25 jaar toe, verandert daarna weinig tot het 50e levensjaar, om vervolgens te dalen. Bij mannen is er geen daling in economische zelfstandigheid rond de leeftijd waarop zij doorgaans vader worden. Zij blijven na de geboorte van hun eerste kind meestal voltijds werken. De terugloop vanaf 50 jaar komt doordat steeds meer mannen door arbeidsongeschiktheid en werkloosheid afhankelijk raken van een uitkering. Ook speelt bij de oudere generaties vervroegd pensioen een rol.

Economische zelfstandigheid mannen
LeeftijdGeboren voor 1930 (% niet-onderwijsvolgend, 15 jaar tot AOW-leeftijd )1930 tot 1945 (% niet-onderwijsvolgend, 15 jaar tot AOW-leeftijd )1945 tot 1960 (% niet-onderwijsvolgend, 15 jaar tot AOW-leeftijd )1960 tot 1975 (% niet-onderwijsvolgend, 15 jaar tot AOW-leeftijd )1975 tot 1990 (% niet-onderwijsvolgend, 15 jaar tot AOW-leeftijd )Vanaf 1990 (% niet-onderwijsvolgend, 15 jaar tot AOW-leeftijd )
2045,941,456,963,5
2155,558,668,569,7
2259,970,775,173,6
2367,776,378,376,8
2471,879,479,779,7
2576,181,881,882,1
2679,383,783,483,8
2781,785,084,385,0
2883,285,484,185,6
2984,785,984,885,8
3085,786,185,586,5
3186,386,485,787,3
3286,486,485,8
3389,986,286,886,0
3490,087,187,385,7
3590,486,787,885,6
3690,786,687,985,6
3789,486,287,785,6
3889,385,787,385,8
3989,586,287,285,9
4088,086,386,786,1
4187,386,286,486,1
4286,786,085,986,1
4386,486,286,085,9
4484,786,285,785,7
4584,785,985,386,0
4684,785,485,086,2
4783,584,984,6
4885,982,784,684,1
4984,581,684,683,6
5084,980,284,183,1
5183,678,483,682,6
5280,276,882,982,2
5378,176,081,981,8
5477,774,380,981,4
5575,572,579,580,9
5670,968,677,580,4
5769,564,675,579,7
5867,259,073,678,7
5961,952,971,177,2
6055,145,167,475,9
6141,733,361,474,2
6232,524,954,7
6326,319,846,2
6422,018,145,3

Bij mannen verschil tot 25 en boven 60 jaar

Bij mannen verschilt het aandeel economisch zelfstandigen tussen opeenvolgende generaties veel minder dan bij vrouwen. Ook bij mannen nam het aandeel het meest toe vanaf 60 jaar. Dat hangt samen met het overheidsbeleid om vervroegde uittreding uit het arbeidsproces tegen te gaan, wat ook bij vrouwen een rol speelt. In de generaties geboren na 1975 zijn mannen tot 25 jaar vaker economisch zelfstandig dan in eerdere generaties.