Relatieve woonlasten in Nederland hoger dan in meeste EU-landen
Om een beeld te krijgen van de betaalbaarheid van wonen in een land, kan gekeken worden naar het deel van het besteedbaar inkomen dat uitgegeven wordt aan huisvesting (huur of hypotheek). In Griekenland waren deze relatieve woonlasten het hoogst, in 2022 besteedde men daar gemiddeld 34 procent van het besteedbaar inkomen aan huisvesting. Van alle EU-lidstaten geven de Maltezen het kleinste deel van hun inkomen uit aan huisvesting, namelijk 9 procent in 2022. Nederlanders besteedden in 2022 gemiddeld 23 procent van het besteedbaar inkomen aan huisvesting, wat hoger is dan het Europees gemiddelde van 20 procent. Uit de jaarlijkse Monitor Brede Welvaart van het CBS blijkt dat deze relatieve woonlasten in Nederland een dalende trend volgen. Voor de meeste landen geldt dat de woonquote in 2022 iets lager was dan in 2015.
Land | Woonquote (%) |
---|---|
Griekenland | 34,2 |
Denemarken | 25,4 |
Duitsland | 24,5 |
Luxemburg | 23,8 |
Bulgarije | 23,3 |
Nederland | 22,6 |
Zweden | 22,2 |
Tsjechië | 19,7 |
Hongarije | 19,7 |
Finland | 18,9 |
Oostenrijk | 18,7 |
Roemenië | 18,7 |
Frankrijk | 18,1 |
België | 18,0 |
Spanje | 17,8 |
Polen | 17,4 |
Letland | 15,7 |
Ierland | 15,5 |
Italië | 15,5 |
Slowakije | 15,2 |
Kroatië | 15,1 |
Estland | 14,8 |
Slovenië | 14,7 |
Portugal | 14,3 |
Litouwen | 12,3 |
Cyprus | 11,2 |
Malta | 8,8 |
Woninghuren bijna overal in de EU hoger dan in 2015
In 2023 waren de huurprijzen in de Europese Unie gemiddeld 13,3 procent hoger dan in 2015. In elke lidstaat waren de huren hoger dan in 2015, behalve in Griekenland. Daar waren de huren in 2023 2,1 procent lager dan in 2015. In Nederland waren de huren 18,5 procent hoger.
De huurstijging ten opzichte van 2015 was het hoogst in een aantal Midden- en Oost-Europese landen. In Litouwen waren de huren 68,2 procent hoger dan in 2015.
Land | Index woninghuren (2015=100) |
---|---|
Litouwen | 168,2 |
Hongarije | 166,5 |
Slovenië | 160,4 |
Estland | 159,0 |
Polen | 158,4 |
Ierland | 157,7 |
Malta | 138,3 |
Oostenrijk | 132,4 |
Tsjechië | 131,0 |
Roemenië | 130,2 |
Bulgarije | 128,4 |
Portugal | 121,1 |
België | 119,7 |
Kroatië | 119,4 |
Cyprus | 119,4 |
Nederland | 118,5 |
Finland | 114,3 |
Slowakije | 113,9 |
Zweden | 113,8 |
Duitsland | 113,1 |
Letland | 112,7 |
Denemarken | 112,7 |
Luxemburg | 111,1 |
Spanje | 108,6 |
Italië | 105,1 |
Frankrijk | 104,8 |
Griekenland | 97,9 |
Nederlandse jongeren wonen relatief vaak op zichzelf
Uit de jaarlijkse Monitor Brede Welvaart van het CBS blijkt dat de verschillende Europese lidstaten andere patronen laten zien voor wanneer het ‘gebruikelijk’ is voor jongeren om het ouderlijk nest te verlaten. Dit is goed terug te zien in het aandeel jongeren van 25 tot 30 jaar dat nog bij de ouder(s) woont. Dit aandeel is, met 80,7 procent, het hoogst onder inwoners van Kroatië. Ook in Slowakije en de zuidelijke lidstaten als Italië, Portugal en Spanje zijn er relatief veel jongeren die bij hun ouder(s) wonen.
Nederland laat een ander beeld zien. In ons land woonde 17,3 procent van de jongeren thuis bij de ouder(s) op 1 januari 2023. Alleen in de noordelijke lidstaten; Zweden, Finland en Denemarken is dit aandeel lager. Opvallend is het relatief grote verschil tussen deze laagste drie landen en Nederland. In Denemarken woonde nog geen 5 procent van de jongeren tussen de 25 en 30 jaar bij de ouder(s) in huis.
Land | Aandeel (%) |
---|---|
Kroatië | 80,7 |
Slowakije | 74,8 |
Griekenland | 74,3 |
Italië | 71,1 |
Portugal | 68,3 |
Ierland | 68,0 |
Spanje | 67,2 |
Polen | 63,5 |
Malta | 63,1 |
Bulgarije | 61,4 |
Slovenië | 55,3 |
Roemenië | 49,3 |
Cyprus | 48,0 |
Letland | 44,0 |
Luxemburg | 42,7 |
Hongarije | 39,3 |
Tsjechië | 34,1 |
België | 31,2 |
Litouwen | 30,3 |
Oostenrijk | 25,9 |
Frankrijk | 24,7 |
Estland | 20,8 |
Duitsland | 19,9 |
Nederland | 17,3 |
Zweden | 6,3 |
Finland | 5,7 |
Denemarken | 4,4 |
Bronnen
- Eurostat - Housing in Europe, 2023
- Monitor brede welvaart - Wonen