Ruim 75 duizend vrouwen werden voor het eerst moeder in 2023
Moederschap vaker op latere leeftijd
De meeste kinderen worden geboren bij vrouwen tussen de 30 en 35 jaar oud: 117 kinderen per duizend vrouwen van die leeftijd. Geboorten op hele jonge of oude leeftijd komen maar weinig voor: bij vrouwen onder de 25 jaar werden 10 kinderen per duizend vrouwen geboren, en 8 per duizend bij vrouwen van 45 jaar of ouder. Tien jaar geleden kwam jong moederschap vaker voor. Moederschap op latere leeftijd komt nu juist iets vaker voor. In totaal werden per duizend vrouwen tussen de 15 en 50 jaar 43 kinderen geboren.
Leeftijdsgroep vrouw | 2013 (per duizend vrouwen) | 2023* (per duizend vrouwen) |
---|---|---|
Jonger dan 25 jaar | 16 | 10 |
25 tot 30 jaar | 96 | 70 |
30 tot 35 jaar | 131 | 117 |
35 tot 40 jaar | 65 | 66 |
40 jaar of ouder | 6 | 8 |
* voorlopige cijfers |
Vrouwen gemiddeld 30,3 jaar oud bij eerste kind
Vrouwen waren in 2023 gemiddeld 30,3 jaar oud toen ze hun eerste kind kregen. Dat was in de twee jaren daarvoor ook al zo. In 2013 was de gemiddelde leeftijd 29,4 jaar. In Europees perspectief gezien worden Nederlandse vrouwen relatief laat moeder. De gemiddelde leeftijd bij het eerste kind in de Europese Unie lag in 2022 op 29,7 jaar. In Nederland zijn vaders over het algemeen ongeveer 2,5 jaar ouder bij de geboorte van hun kinderen dan moeders. In 2022 waren vaders gemiddeld 32,8 jaar oud bij de geboorte van hun eerste kind.Gemiddeld kindertal per vrouw daalt
Het aantal geboorten in Nederland per jaar hangt onder andere af van het aantal vrouwen in de leeftijd waarop ze kinderen kunnen krijgen (15 tot 50 jaar). Het zogenoemde totaal vruchtbaarheidscijfer (total fertility rate, TFR) houdt daar rekening mee. Dit cijfer, ook wel het gemiddeld kindertal per vrouw genoemd, schommelt in de loop der tijd. In de jaren tachtig van de vorige eeuw lag het rond de 1,50. Vervolgens steeg het langzaam, tot 1,80 in 2010 en sindsdien daalt het weer. In 2023 was het totaal vruchtbaarheidscijfer 1,43. De daling sinds 2010 is niet bij alle leeftijdsgroepen en opleidingsgroepen even sterk, blijkt uit het onderzoek Dalende vruchtbaarheid sinds 2010: de rol van opleidingsniveau van het CBS.
Jaar | Totaal vruchtbaarheidscijfer |
---|---|
1975 | 1,66 |
1976 | 1,63 |
1977 | 1,58 |
1978 | 1,58 |
1979 | 1,56 |
1980 | 1,60 |
1981 | 1,56 |
1982 | 1,50 |
1983 | 1,47 |
1984 | 1,49 |
1985 | 1,51 |
1986 | 1,55 |
1987 | 1,56 |
1988 | 1,55 |
1989 | 1,55 |
1990 | 1,62 |
1991 | 1,61 |
1992 | 1,59 |
1993 | 1,57 |
1994 | 1,57 |
1995 | 1,53 |
1996 | 1,53 |
1997 | 1,56 |
1998 | 1,63 |
1999 | 1,65 |
2000 | 1,72 |
2001 | 1,71 |
2002 | 1,73 |
2003 | 1,75 |
2004 | 1,73 |
2005 | 1,71 |
2006 | 1,72 |
2007 | 1,72 |
2008 | 1,77 |
2009 | 1,79 |
2010 | 1,80 |
2011 | 1,76 |
2012 | 1,72 |
2013 | 1,68 |
2014 | 1,71 |
2015 | 1,66 |
2016 | 1,66 |
2017 | 1,62 |
2018 | 1,59 |
2019 | 1,57 |
2020 | 1,55 |
2021 | 1,62 |
2022 | 1,49 |
2023* | 1,43 |
* voorlopige cijfers |
Bronnen
- StatLine - Geboorte; kerncijfers vruchtbaarheid
- StatLine - Levend geboren kinderen; leeftijd moeder, volgorde geboorte uit de moeder
- StatLine - Levend geboren kinderen; leeftijd vader, rangnummer moeder
Relevante links
- Rapport - Dalende vruchtbaarheid sinds 2010: de rol van opleidingsniveau
- Nieuwsbericht – 5 miljoen moeders op Moederdag
- Dashboard – Kinderen krijgen
- Nieuwsbericht - Vrouwen in de EU steeds ouder bij geboorte eerste kind