Pensioenleeftijd werknemers nadert 66 jaar

werken in de volkstuin
© Hollandse Hoogte / Patricia Rehe
In 2023 gingen 86 duizend werknemers met pensioen. De gemiddelde pensioenleeftijd was 65 jaar en 11 maanden en daarmee 3 maanden hoger dan in 2022. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.

Gemiddelde pensioenleeftijd werknemers en AOW-leeftijd
jaarAOW-leeftijdGemiddelde pensioenleeftijd werknemers
200265,060,7
200365,061,0
200465,060,8
200565,060,9
200665,060,9
200765,061,7
200865,061,9
200965,062,4
201065,062,8
201165,063,2
201265,063,5
201365,163,8
201465,263,9
201565,364,2
201665,564,4
201765,864,8
201866,065,1
201966,065,3
202066,365,7
202166,365,4
2022*66,665,7
2023*66,865,9
* voorlopige cijfers

Bijna drie kwart van de werknemers is bij pensionering 65 jaar of ouder

Vanaf 2013 houdt de gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers min of meer gelijke tred met de geldende AOW-leeftijd. Mede door de verhoging van de AOW-leeftijd loopt de pensioenleeftijd van werknemers dan ook steeds verder op. Alleen in 2021 was de pensioenleeftijd iets lager dan een jaar eerder. In 2023 was 74 procent van de werknemers op het moment van pensionering 65 jaar of ouder. Tien jaar daarvoor (2013) was dat 43 procent en twintig jaar geleden (2003) was 14 procent 65 jaar of ouder op het moment van pensionering. Destijds kon men nog gebruikmaken van vroegpensioenregelingen die na 2006 grotendeels zijn gestopt.

In 2003 was bijna drie kwart van de werknemers bij pensionering jonger dan 62 jaar. In 2023 was dat minder dan 6 procent.

Leeftijd waarop werknemers met pensioen gaan
Jaar59 jaar of jonger (%)60 jaar (%)61 jaar (%)62 jaar (%)63 jaar (%)64 jaar (%)65 jaar (%)66 jaar (%)67 jaar of ouder (%)
200229,227,020,87,12,41,29,30,62,5
200324,029,918,69,72,81,410,30,72,6
200426,429,518,510,02,41,19,20,52,3
200527,427,917,011,52,41,39,60,52,4
200628,128,415,111,92,71,29,30,52,6
200713,532,318,113,83,71,812,20,93,6
20089,827,420,617,94,42,213,30,93,5
20097,219,919,022,66,53,415,41,34,6
20105,712,119,622,611,44,917,91,44,4
20115,36,911,723,714,07,225,71,34,3
20125,36,69,017,816,58,229,81,55,2
20136,15,98,012,614,29,734,22,46,8
20146,45,57,111,511,610,538,72,26,4
20155,04,65,69,210,210,147,71,85,7
20165,74,34,37,69,410,250,22,45,9
20173,83,53,56,48,810,453,63,76,3
20183,72,82,95,87,710,220,939,36,7
20193,42,72,65,67,69,614,046,28,3
20202,61,92,24,56,08,112,353,78,7
20214,02,32,34,55,49,512,752,07,2
2022*2,11,91,94,35,711,515,947,98,9
2023*2,11,91,73,75,111,714,546,013,3
* voorlopige cijfers

Ruim de helft van de pensioengangers komt vanuit werk

In 2021 gingen ruim 200 duizend mensen met pensioen. Daarvan had 57 procent een jaar eerder loon of inkomen uit eigen onderneming als voornaamste inkomensbron. Ruim een kwart had een jaar eerder een sociale zekerheidsuitkering. Deze stopt doorgaans bij het bereiken van de AOW-leeftijd.

Van de pensioengangers had 16 procent een jaar eerder geen eigen inkomen. Het gaat daarbij meestal om vrouwen die de AOW-leeftijd bereiken. Vanwege de toegenomen arbeidsparticipatie van met name vrouwen is dit aandeel zonder inkomen de afgelopen 10 jaar met 12 procentpunt afgenomen, dus bijna gehalveerd. Het aandeel vanuit werk is daarentegen met 11 procentpunt toegenomen.

Pensioengangers naar inkomensbron jaar voor pensionering
InkomensbronWerknemer (%)Zelfstandige (%)Ontvanger werkloosheidsuitkering (%)Ontvanger bijstand / sociale voorziening (%)Ontvanger uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid (%)Overig zonder inkomen (%)
201134,911,33,66,316,227,6
201235,912,33,66,415,926,0
201335,913,14,66,415,424,6
201436,313,35,36,714,923,5
201538,512,66,26,914,021,9
201640,512,97,36,312,420,5
201739,513,87,47,012,619,8
201840,712,56,87,613,119,2
201942,013,66,77,512,617,5
202042,512,96,08,413,816,4
202145,511,64,38,813,816,0

Aantal gepensioneerden niet toegenomen

Na de relatief sterke stijgingen van het aantal gepensioneerden in 2020 en 2021 met rond 50 duizend per jaar, stabiliseerde het aantal gepensioneerden in 2022 en 2023 op krap 3,3 miljoen. Door de groei van de bevolking nam het aandeel gepensioneerden onder de totale bevolking licht af tot 18,3 procent in 2023. Dat geldt nog sterker voor het aandeel gepensioneerden onder 55 plussers. Dat nam vanaf het begin van deze eeuw jaarlijks vrijwel voortdurend af, vooral door de toegenomen arbeidsparticipatie onder ouderen. In 2023 was minder dan 54 procent van de 55-plussers in Nederland gepensioneerd tegen ruim 62 procent aan het begin van deze eeuw.

Aandeel gepensioneerden
JaarAandeel in totale bevolking (%)Aandeel in bevolking 55+ (%)
200215,361,6
200315,561,1
200415,861,1
200516,161
200616,461,1
200716,660,8
200816,860,5
200917,160,6
201017,360,4
201117,760,5
201217,960,4
201318,160,1
201418,359,5
201518,459
201618,458,2
201718,457,3
201818,456,4
201918,355,5
202018,655,5
202118,755,5
2022*18,554,5
2023*18,353,6
* voorlopige cijfers