Bijna 6 op de 10 werklozen hadden minder dan jaar geleden nog werk

© CBS
In het derde kwartaal van 2023 had het grootste deel van de werklozen minder dan een jaar geleden nog werk. Iets meer werklozen, vooral jongeren, stopten vanwege een opleiding of vanwege het aflopen van een tijdelijk contract. Baanverlies om andere redenen bleef vrijwel gelijk of nam af. Het aantal werklozen vanwege een faillissement, reorganisatie of arbeidsconflict was met 29 duizend vrijwel even groot als een jaar geleden. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.

Hoewel het totaal aantal werklozen in het derde kwartaal van 2023 gelijk was ten opzichte van een jaar geleden, nam de groep werklozen die recent (minder dan één jaar geleden) wel nog werk had toe van 179 duizend in het derde kwartaal van 2021, naar 211 duizend in het afgelopen kwartaal. Het aantal werklozen dat 2 tot 4 jaar geleden nog werkte nam juist af van 45 duizend in het derde kwartaal van 2021, naar 23 duizend in het derde kwartaal van 2023.

Werklozen naar duur sinds laatste werk
   Minder dan 1 jaar geleden (x 1 000)1 tot 2 jaar geleden (x 1 000)2 tot 4 jaar geleden (x 1 000)4 tot 8 jaar geleden (x 1 000)8 jaar of langer geleden of nooit gewerkt (x 1 000)
20213e kwartaal17955452385
20223e kwartaal19639392765
20233e kwartaal21143232465

Vaker einde tijdelijk contract

Het aflopen van een tijdelijk contract is een veelgenoemde reden waarom het laatste werk beëindigd is. In het derde kwartaal van 2023 ging het om 69 duizend werklozen waarvoor dat de belangrijkste reden was. Dat zijn er meer dan in hetzelfde kwartaal van 2022 (58 duizend) of van 2021 (61 duizend). Het aantal werklozen dat gestopt is vanwege opleiding, school of studie nam ook toe het afgelopen jaar. Bij andere redenen voor beëindiging van het laatste werk, zoals faillissement of arbeidsconflict, ziekte of arbeidsongeschiktheid, hoge leeftijd of zorg, bleef het aantal werklozen vrijwel gelijk of nam af.

Werklozen met werk in de afgelopen 8 jaar, naar reden beëindiging laatste werk
   Einde tijdelijk contract (x 1 000)Faillissement, reorganisatie of arbeidsconflict (x 1 000)Ziekte of arbeidsongeschiktheid (x 1 000)Opleiding, school of studie (x 1 000)Hoge leeftijd of zorg (x 1 000)Andere reden (x 1 000)Onbekend (x 1 000)
20213e kwartaal613821401211220
20223e kwartaal582716341213223
20233e kwartaal692920411111419

Vooral jongeren vaker werkloos

Met name bij werkloze jongeren (15 tot 25 jaar) eindigde de laatste baan vaker met het aflopen van een tijdelijk contract. In het derde kwartaal van 2023 ging het om 22 duizend werklozen jongeren waarbij dat de belangrijkste reden was, tegenover 14 duizend in hetzelfde kwartaal twee jaar eerder. Onder 25- tot 75-jarigen was dit aantal gelijk ten opzichte van twee jaar geleden. Onder jongeren nam ook het aantal werklozen met een baanbeëindiging vanwege faillissement of arbeidsconflict licht toe, terwijl er onder 25- tot 75-jarigen nog sprake was van een daling.

Werklozen met werk in de afgelopen 8 jaar, naar reden beëindiging laatste werk
   2021 3e kwartaal (x 1 000)2022 3e kwartaal (x 1 000)2023 3e kwartaal (x 1 000)
15 tot 25 jaarEinde tijdelijk contract141622
15 tot 25 jaarFaillissement, reorganisatie of arbeidsconflict327
25 tot 75 jaarEinde tijdelijk contract474247
25 tot 75 jaarFaillissement, reorganisatie of arbeidsconflict352522

Nederland koploper tijdelijke contracten

In Nederland is een tijdelijk contract veel gebruikelijker dan in de rest van de EU. In 2022 had 23 procent van de werknemers in Nederland een tijdelijk contract, tegenover 12 gemiddeld in de EU. Dat komt onder andere door het hoge percentage werkende jongeren, vaak onderwijsvolgenden, die veel met tijdelijke contracten werken. In Nederland werkte in 2022 bijna 76 procent van de 15- tot 25-jarigen, tegenover bijna 35 procent gemiddeld in de EU. Van die jongeren had ook nog eens 64 procent een tijdelijk contract, tegenover bijna 50 procent gemiddeld in de EU bij jongeren.

Tijdelijke werknemers
 Tijdelijke werknemers in de werkzame beroepsbevolking (% werkzame beroepsbevolking)
Nederland23,0
Spanje17,9
Finland14,2
Zweden14,1
Frankrijk14,0
Portugal14,0
Italië13,2
Kroatië12,8
Polen12,4
EU-2712,1
Duitsland11,3
Cyprus10,2
Slovenië10,2
Denemarken10,0
België8,3
Oostenrijk7,7
Ierland7,3
Griekenland7,1
Malta6,9
Luxemburg6,6
Tsjechië5,5
Hongarije4,8
Slowakije3,8
Bulgarije3,5
Estland2,8
Letland2,3
Roemenië1,8
Litouwen1,7
Bron: CBS, Eurostat