Technische toelichting

In de berekening van de gemiddelde oppervlakte per persoon zijn personen die behoren tot een institutioneel huishouden buiten beschouwing gelaten. Daarnaast zijn ook woningen met extreme oppervlaktes (kleiner dan 14 en groter dan 2700 m2) niet meegenomen in de berekening.

In de gepubliceerde cijfers over 2017 is met deze extreme oppervlaktes geen rekening gehouden. Wanneer hier wel rekening mee wordt gehouden, komt de gemiddelde woonoppervlakte in 2017 uit op 52 m2. Als we de huidige definitie zouden aanhouden, zou de gemiddelde oppervlakte over vier jaar zijn toegenomen met 1 m2 per persoon (van 52 naar 53 m2).

De cijfers naar leeftijd, geslacht en huishoudenstype hebben uitsluitend betrekking op de hoofdbewoners en hun partners in een huishouden (12,2 miljoen personen). In de berekening van de gemiddelde oppervlakte per persoon is wel rekening gehouden met overige huishoudleden zoals thuiswonende kinderen.

Vanaf 2022 moeten alle gemeenten de gebruiksoppervlakte in plaats van de inhoud gaan gebruiken voor de WOZ-taxaties. Dit heeft geresulteerd in harmonisatie van de gebruiksoppervlakte tussen LVWOZ- en BAG-registraties. Als gevolg van deze harmonisatie heeft een groot aantal gemeenten gebruiksoppervlakte van de bestaande verblijfsobjecten in de BAG gedurende 2020 en 2021 aangepast. Het aantal correcties in 2021 (en in mindere mate in 2020) was significant en wisselt sterk per gemeente. In de meeste gevallen gaat het om kleine aanpassingen van hooguit 10 m2 naar boven of naar beneden. Het Nederlandse gemiddelde van de oppervlakte van de woningen is dan ook niet significant veranderd in deze periode. De gemiddelden per gemeente zijn daarentegen soms wel significant aangepast. Bij tientallen gemeenten is in 2021 bij meer dan 20 procent van de bestaande woningen het oppervlak gewijzigd. Om deze reden is het aan te bevelen om bij uitsplitsing naar gemeente recentere cijfers (v.a. 2022) te gebruiken.