De lage-inkomensgrens

De lage-inkomensgrens vertegenwoordigt door de tijd heen een vast koopkrachtniveau en wordt jaarlijks alleen aangepast voor de prijsontwikkeling. Bij personen die deel uitmaken van een huishouden met een inkomen (langdurig) onder de lage-inkomensgrens spreekt het CBS van personen met een (langdurig) laag inkomen of van personen met (langdurig) risico op armoede. In 2020 lag de grens voor een alleenstaande op 1 100 euro per maand, voor een paar was dat 1 550 euro. Met twee minderjarige kinderen was de grens voor een paar 2 110 euro en voor een éénoudergezin 1 680 euro. In 2020 moesten 513 duizend van de ruim 7,5 miljoen huishoudens rondkomen van een laag inkomen. Dat komt neer op 6,8 procent huishoudens met armoederisico. Het aantal huishoudensleden dat in 2020 deel uitmaakte van deze 513 duizend huishoudens bedroeg ruim 900 duizend personen. Dat komt overeen met 5,5 procent van de bevolking.