Huishoudens
Onder huishoudens worden particuliere huishoudens verstaan. Dit zijn één of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf niet-bedrijfsmatig voorzien van de dagelijkse behoeften. In de prognose worden vier typen huishouden onderscheiden:
- Eenpersoonshuishoudens, ook wel alleenstaanden genoemd.
- Paren, huishoudens bestaande uit een paar (twee op basis van huwelijk, partnerschapsregistratie of samenwoonrelatie bij elkaar behorende personen) met of zonder thuiswonend(e) kind(eren).
- Eenouderhuishoudens: huishoudens bestaande uit één ouder met één of meer thuiswonende kinderen.
- Overige huishoudens, deze bestaan uitsluitend uit overige leden, bijvoorbeeld broer(s) en/of zus(sen) die een huishouden vormen.
Eind 2021 zijn er 41 duizend overige huishoudens. Vanwege het kleine aantal is deze groep niet in het bericht genoemd.
Naast particuliere huishoudens bestaan er institutioneel huishouden, één of meer personen die samen een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats. Het gaat om personen in instellingen zoals verpleeg-, verzorgings- en kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen, revalidatiecentra en penitentiaire inrichtingen, die daar in principe voor langere tijd (zullen) verblijven. Eind 2021 wonen 267 duizend mensen in een institutioneel huishouden. Naar verwachting neemt dit aantal toe tot 415 in 2070.