Samenwonende twintigers gaan wat vaker uit elkaar
Twintigers wonen tegenwoordig minder vaak samen met een partner dan voorheen. In 2019 woonde iets minder dan de helft (47 procent) van de 25- tot 30-jarigen gehuwd of ongehuwd samen, in 2000 was dit nog 59 procent. Op die leeftijd wonen mensen nu vaker alleen of (nog) bij hun ouders. Degenen die wel samenwonen met een partner doen dat steeds vaker ongehuwd.
Huishoudenspositie | 2019 (%) | 2000 (%) |
---|---|---|
Ongehuwd samenwonend | 31,2 | 29,7 |
Gehuwd samenwonend | 16,2 | 29,0 |
Alleenstaande | 28,4 | 22,8 |
Thuiswonend kind | 19,2 | 14,4 |
Overig | 5,0 | 4,1 |
Deze verschuiving komt vooral doordat jongvolwassenen steeds later beginnen met samenwonen. Van de mannen had tussen 2011 en 2016 25 procent op 25-jarige leeftijd al eens met een partner samengewoond, of woonde op dat moment samen. Tien jaar eerder was dat nog 41 procent. Bij vrouwen is het aandeel dat op die leeftijd had samengewoond of samenwoonde, gedaald van 63 procent naar 50 procent.
Samenwonende twintigers vaker uit elkaar
24- tot 30-jarigen die samenwonen, gehuwd of ongehuwd, gaan tegenwoordig vaker uit elkaar. Dat geldt vooral voor degenen die op relatief jonge leeftijd gingen samenwonen. Van degenen die tussen 2001 en 2006 op 24-jarige leeftijd voor het eerst met een partner gingen samenwonen was 18 procent na vijf jaar uit elkaar. Van degenen die tussen 2006 en 2011 op dezelfde leeftijd begonnen met samenwonen was 20 procent na vijf jaar gescheiden, van de samenwoners in de periode tussen 2011 en 2015 was na vijf jaar 23 procent niet meer bij elkaar. Bij mensen die op hun 28e gingen samenwonen, zijn de verschillen tussen de perioden kleiner. Over het algemeen is het risico op scheiding kleiner naarmate mensen ouder zijn als zij gaan samenwonen. De jaarlijkse scheidingskans van ongehuwde samenwoners is sterker gestegen dan die van getrouwde stellen.
Maanden | 2001 tot 2006 (%) | 2006 tot 2011 (%) | 2011 tot 2015 (%) |
---|---|---|---|
0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
1 | 0,3 | 0,2 | 0,4 |
2 | 0,6 | 0,5 | 0,8 |
3 | 0,8 | 0,8 | 1,2 |
4 | 1,1 | 1,2 | 1,6 |
5 | 1,4 | 1,5 | 1,9 |
6 | 1,7 | 1,8 | 2,4 |
7 | 1,9 | 2,2 | 2,9 |
8 | 2,2 | 2,5 | 3,3 |
9 | 2,5 | 2,9 | 3,8 |
10 | 2,8 | 3,2 | 4,3 |
11 | 3,1 | 3,6 | 4,9 |
12 | 3,4 | 4,0 | 5,5 |
13 | 3,7 | 4,4 | 5,9 |
14 | 4,1 | 4,7 | 6,4 |
15 | 4,4 | 5,1 | 6,9 |
16 | 4,6 | 5,4 | 7,4 |
17 | 4,9 | 5,8 | 8,0 |
18 | 5,2 | 6,2 | 8,4 |
19 | 5,6 | 6,7 | 8,9 |
20 | 5,9 | 7,0 | 9,3 |
21 | 6,2 | 7,4 | 9,7 |
22 | 6,5 | 7,7 | 10,2 |
23 | 6,8 | 8,1 | 10,6 |
24 | 7,2 | 8,5 | 11,0 |
25 | 7,5 | 8,9 | 11,5 |
26 | 7,8 | 9,3 | 11,9 |
27 | 8,2 | 9,6 | 12,3 |
28 | 8,5 | 10,0 | 12,7 |
29 | 8,8 | 10,3 | 13,1 |
30 | 9,1 | 10,7 | 13,5 |
31 | 9,4 | 11,1 | 13,9 |
32 | 9,7 | 11,4 | 14,3 |
33 | 10,0 | 11,8 | 14,6 |
34 | 10,3 | 12,1 | 15,0 |
35 | 10,6 | 12,5 | 15,3 |
36 | 10,9 | 12,9 | 15,7 |
37 | 11,3 | 13,2 | 16,0 |
38 | 11,6 | 13,5 | 16,4 |
39 | 11,8 | 13,9 | 16,7 |
40 | 12,2 | 14,2 | 17,0 |
41 | 12,5 | 14,5 | 17,3 |
42 | 12,8 | 14,8 | 17,6 |
43 | 13,2 | 15,1 | 18,0 |
44 | 13,5 | 15,5 | 18,3 |
45 | 13,8 | 15,8 | 18,6 |
46 | 14,1 | 16,1 | 18,9 |
47 | 14,3 | 16,5 | 19,2 |
48 | 14,7 | 16,8 | 19,5 |
49 | 14,9 | 17,1 | 19,8 |
50 | 15,2 | 17,3 | 20,1 |
51 | 15,5 | 17,6 | 20,3 |
52 | 15,7 | 17,9 | 20,6 |
53 | 16,0 | 18,2 | 20,9 |
54 | 16,3 | 18,5 | 21,2 |
55 | 16,5 | 18,8 | 21,4 |
56 | 16,8 | 19,0 | 21,7 |
57 | 17,1 | 19,3 | 22,0 |
58 | 17,3 | 19,5 | 22,2 |
59 | 17,5 | 19,8 | 22,5 |
60 | 17,7 | 20,0 | 22,7 |
Twintigers met tijdelijk arbeidscontract vaker uit elkaar
Een kwetsbaardere economische positie verhoogt de scheidingskans. Samenwonende twintigers met een laag inkomen gaan het vaakst uit elkaar, en laagopgeleiden scheiden vaker dan hoogopgeleiden. Dit verband is al eerder vastgesteld, ook voor andere leeftijdsgroepen. Bij twintigers speelt ook het type dienstverband een rol. Mannen en vrouwen met een tijdelijk contract scheiden vaker dan degenen met een vast contract, ook als rekening gehouden is met verschillen in opleiding en huishoudensinkomen.
Hoewel de kans op scheiding voor mannen met een tijdelijk contract groter is dan voor degenen met een vast contract, is deze kans nog aanzienlijk kleiner dan voor mannen zonder betaald werk (met een uitkering, in opleiding of inactief). Vrouwen die geen betaald werk hebben en geen opleiding volgen, scheiden niet vaker dan vrouwen met een vast contract als werknemer en een vergelijkbaar huishoudensinkomen en opleiding. Vrouwen met een uitkering hebben wel een hoger scheidingsrisico.
Mannen (%) | Mannen (marge) (%) | Vrouwen (%) | Vrouwen (marge) (%) | |
---|---|---|---|---|
Werknemer, vast contract | 2,9 | 2,8 - 2,9 | 2,7 | 2,7 - 2,7 |
Werknemer, tijdelijk contract | 3,5 | 3,5 - 3,5 | 3,2 | 3,1 - 3,2 |
Zelfstandige | 3,3 | 3,2 - 3,3 | 2,7 | 2,6 - 2,7 |
Uitkering | 5 | 4,8 - 5,1 | 3,6 | 3,5 - 3,7 |
Opleiding | 4,5 | 4,3 - 4,6 | 3,4 | 3,2 - 3,5 |
Inactief | 5 | 4,8 - 5,2 | 2,6 | 2,5 - 2,7 |
1) predicted probabilities |
Bronnen
- Statistische Trends - Huidige twintigers gaan vaker uit elkaar
- StatLine - Demografische levensloop; geslacht en geboortegeneraties (1940 tot 1990)
Relevante links
- Nieuwsbericht - Mijlpalen twintigers schuiven op
- Nieuwsbericht - Twintigers en dertigers trouwen minder