Minder vermogensongelijkheid bij meetellen pensioenvermogen

© Hollandse Hoogte / Patricia Rehe
Pensioenvermogen dat is opgebouwd via pensioenfondsen telt niet mee in het vermogen van huishoudens omdat het niet vrijelijk beschikbaar en overdraagbaar is. Wordt dit pensioenvermogen bij het vermogen opgeteld, dan vormt het bijna de helft van het totale vermogen van huishoudens. Het meetellen van pensioenvermogens vermindert de vermogensongelijkheid. Dat blijkt uit CBS-analyses op pensioenvermogens van de bevolking van Nederland.

In 2018 bedroeg het pensioenvermogen van particuliere huishoudens in Nederland 1,2 biljoen euro. Gemiddeld was dat ruim 150 duizend euro per huishouden. Negen op de tien particuliere huishoudens hadden pensioenvermogen. Van het totale vermogen van huishoudens, 2,7 biljoen euro, bestond 46 procent uit pensioenvermogen.

Het totale pensioenvermogen, gecorrigeerd voor de prijsontwikkeling, was in 2018 33 procent hoger dan in 2006, het gemiddelde bedrag aan pensioenvermogen per huishouden was 21 procent hoger.

Vermogen van huishoudens1)
 Vermogen zonder pensioenvermogen (mld euro (in prijzen van 2018))Pensioenvermogen (mld euro (in prijzen van 2018))
20061355,6942,0
20071451,8980,5
20081526,51074,5
20091475,41102,6
20101400,31097,7
20111339,41075,5
20121230,21060,0
20131082,5996,9
20141085,8
20151134,1
20161203,51206,8
20171291,01312,2
20181415,21249,5
1)Pensioenvermogens voor 2014 en 2015 zijn niet beschikbaar.

Lager vermogensaandeel meestvermogenden bij meetellen pensioenvermogen

De vermogens van huishoudens in Nederland zijn scheef verdeeld. Het meetellen van pensioenvermogens verkleint die ongelijkheid. Zonder de pensioenvermogens hadden de 10 procent meest vermogende huishoudens in 2018 62 procent van het totale vermogen. Mét de pensioenvermogens hadden ze nog maar 48 procent. Het betekent tegelijkertijd dat de 90 procent minstvermogende huishoudens 14 procent meer van het totale vermogen te verdelen krijgen als de pensioenvermogens meetellen. Bij de 1 procent meest vermogende huishoudens waren de aandelen in 2018 respectievelijk 25 procent (zonder pensioen) en 15 procent (met pensioen).

Vermogensaandeel van groepen huishoudens, 2018
VermogensgroepenZonder pensioenvermogen (% van totale vermogen)Met pensioenvermogen (% van totale vermogen)
1e (minst vermogende) groep-3,2-0,9
2e -0,10,2
3e 0,10,9
4e 0,42,1
5e 1,33,8
6e 3,36
7e 6,68,8
8e 11,212,7
9e 18,119
10e (meest vermogende) groep62,347,3
 

Kleinere vermogensverschillen

De vermogensongelijkheid tussen huishoudens wordt dus kleiner als het pensioenvermogen meetelt. Die ongelijkheid wordt ook wel uitgedrukt in de Gini-coëfficiënt. Deze coëfficiënt loopt van 0 tot 1. Bij een Gini-coëfficiënt van 0 heeft ieder huishouden evenveel vermogen, bij een Gini-coëfficiënt van 1 heeft één huishouden alles. In 2018 was de Gini-coëfficiënt van het vermogen exclusief pensioenvermogen 0,77. De Gini-coëfficiënt van het vermogen inclusief pensioenvermogen is 0,65. Veel huishoudens met geen of weinig vermogen hebben wel pensioenvermogen. Bij de meer vermogende huishoudens wordt het totale vermogen uiteraard ook hoger als pensioen meetelt, maar het relatieve verschil tussen huishoudens aan de onderkant en de bovenkant van de vermogensverdeling vermindert.

Meeste pensioenvermogen bij 55- tot 65-jarigen

Er zijn aanzienlijke verschillen in de vermogensongelijkheid met en zonder pensioenvermogen binnen de onderscheiden leeftijdsgroepen vanaf 25 jaar. Bij de jongeren is er nauwelijks een verschil, omdat zij nog maar weinig pensioenvermogen hebben. Het verschil in ongelijkheid is het grootst in de groep huishoudens met een hoofdkostwinner van 55 tot 65 jaar. In deze leeftijdsgroep bestaat de helft van het vermogen uit pensioenvermogen. De Gini-coëfficiënt bedroeg in 2018 voor deze leeftijdsgroep 0,72 zonder pensioen en 0,54 met pensioen. Bij de 75-plussers is het verschil kleiner omdat zij relatief minder pensioenvermogen hebben ten opzichte van het overige vermogen.

Vermogensongelijkheid, leeftijd hoofdkostwinner, 2018
 Zonder pensioenvermogen (Gini-coëfficiënt)Met pensioenvermogen (Gini-coëfficiënt)
Tot 25 jaar0,8770,872
25 tot 35 jaar0,8260,741
35 tot 45 jaar0,810,64
45 tot 55 jaar0,7710,598
55 tot 65 jaar0,7220,539
65 tot 75 jaar0,6870,537
75 tot 85 jaar0,6910,588
85 jaar of ouder0,7090,64