Werknemers bij pensionering voor het eerst gemiddeld boven 65 jaar

© Hollandse Hoogte / David Rozing
De gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers is in 2019 verder gestegen naar 65 jaar en 1 maand, 4 maanden hoger dan in 2018. Met pensioen gaan voor de 65e verjaardag komt steeds minder voor. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.

Van het begin van deze eeuw tot en met 2006 lag de gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers rond 61 jaar. Deze steeg vanaf 2007 onder invloed van regelgeving en wetswijzigingen om werknemers te stimuleren langer door te werken. Het aandeel werknemers die voor hun 65e verjaardag met pensioen gaan is sindsdien sterk gedaald.

Ook het feit dat de AOW-leeftijd vanaf 1 januari 2013 geleidelijk is verhoogd, speelt een rol. In 2019 kregen personen vanaf 66 jaar en 4 maanden een AOW-uitkering. Werknemers van 45 tot 65 jaar geven zelf aan minder lang te willen doorwerken: gemiddeld 64,5 jaar in 2019. Een vrij grote groep geeft aan niet te weten tot welke leeftijd zij willen doorwerken.

Gemiddelde pensioenleeftijd werknemers
JaarGemiddelde pensioenleeftijd werknemers (jaar)
200260,7
200361,0
200460,8
200560,9
200660,9
200761,7
200861,9
200962,4
201062,7
201163,1
201263,4
201363,7
201463,8
201564,2
201664,4
201764,6
2018*64,8
2019*65,1
*voorlopige cijfers
 

Een derde van de nieuw gepensioneerde werknemers in 2019 was jonger dan 65 jaar

Het aandeel werknemers die voor hun 65e verjaardag met pensioen gingen, daalde van 88 procent in 2006 naar 34 procent in 2019. In 2006 was ruim een kwart 59 jaar of jonger, in 2019 was dat aandeel afgenomen tot 5 procent. Het aandeel werknemers die 65 jaar of ouder zijn op het moment van pensionering is toegenomen. Ruim 65 procent van de werknemers die in 2019 met pensioen gingen was 65 jaar of ouder, terwijl dat in 2006 nog 12 procent was. 

Leeftijd waarop werknemers met pensioen gaan
Jaar59 jaar of jonger (%)60 jaar (%)61 jaar (%)62 jaar (%)63 jaar (%)64 jaar (%)65 jaar (%)66 jaar (%)67 jaar of ouder (%)
200229,227,020,87,12,41,29,30,62,5
200324,029,918,69,72,81,410,30,72,6
200426,429,518,510,02,41,19,20,52,3
200527,427,917,011,52,41,39,60,52,4
200628,328,215,211,92,71,29,30,52,6
200713,632,318,013,83,71,812,21,03,6
20089,927,420,717,94,42,213,20,93,5
20097,720,019,421,96,42,915,81,34,6
20107,412,119,422,311,24,317,61,34,3
20116,76,611,723,614,06,625,31,34,2
20126,96,58,917,716,37,729,51,55,0
20138,45,97,912,513,99,533,02,46,5
20148,05,47,111,411,39,838,72,16,2
20155,44,75,79,210,19,548,11,85,6
20165,94,54,47,69,210,050,22,45,8
20175,63,94,16,99,110,450,43,75,8
2018*6,03,33,56,38,110,219,037,56,2
2019*5,43,12,95,97,69,613,742,99,0
* voorlopige cijfers

Aandeel gepensioneerden onder de bevolking stabiel

In 2019 waren in Nederland bijna 3,2 miljoen personen gepensioneerd. Tussen 2001 en 2014 steeg het aandeel gepensioneerden in de totale bevolking van 15,1 naar 18,3 procent. Mede door de verhoging van de AOW-leeftijd is het aandeel gepensioneerden onder de bevolking vanaf 2014 stabiel.

Het aandeel 55- tot 65-jarigen dat is gepensioneerd, is vanaf 2006 substantieel afgenomen. Vorig jaar was 5 procent van alle 55- tot 65-jarigen met pensioen, in 2006 was dat nog bijna 19 procent. In de totale bevolking nam het aandeel 55- tot 65-jarige gepensioneerden af van 2,3 procent in 2006 tot 0,7 procent in 2019.

Aandeel gepensioneerden in de bevolking
Jaar Gepensioneerden jonger dan 65 jaar (%) Gepensioneerden van 65 jaar of ouder (%)
20011,913,2
20022,013,3
20032,013,4
20042,113,6
20052,213,8
20062,314,0
20072,414,3
20082,314,5
20092,214,8
20102,215,1
20111,915,7
20121,616,3
20131,416,7
20141,117,1
20151,017,4
20160,917,5
20170,817,5
2018*0,717,6
2019*0,717,6
* voorlopige cijfers