Lokale overheid sterk afhankelijk van Rijksfinanciering
Nederland hoorde in 2019 qua overheidsuitgaven tot de tien meest gedecentraliseerde landen van de Europese Unie (EU). In Nederland wordt ruim 30 procent van alle overheidsuitgaven tezamen gedaan door de lokale overheid. De eigen inkomsten van de lokale overheid zijn in Nederland goed voor 7,9 procent van de inkomsten van de gehele overheid. In alle meer gedecentraliseerde EU-landen heeft de lokale overheid een groter aandeel eigen inkomsten dan in Nederland.
In de EU zijn acht landen meer gedecentraliseerd dan Nederland als het gaat om overheidsuitgaven. Vooral Scandinavische landen (Denemarken, Zweden en Finland) en de landen met deelstaten (België, Spanje, Duitsland en Oostenrijk) geven relatief meer dan Nederland uit op decentraal niveau. De kleinste landen, Malta en Cyprus, zijn ook de meest gecentraliseerde landen. Ook in Griekenland en Ierland wordt minder dan 10 procent van het overheidsgeld uitgegeven door de lokale overheid. In Nederland is de lokale overheid goed voor 30,4 procent van de overheidsuitgaven. Bij negen landen ligt het aandeel van de lokale overheid en deelstaten in de overheidsuitgaven tussen de 20 en 30 procent, bij tien onder de 20 procent. Alleen in Denemarken en Zweden wordt meer dan de helft van de overheidsuitgaven gedaan door de lokale overheid.
Land | Centrale overheid (%) | Socialezekerheidsfondsen (%) | Deelstaten (%) | Lokale overheid (%) |
---|---|---|---|---|
Denemarken | 32,9 | 2,6 | 0,0 | 64,5 |
Zweden | 36,4 | 12,9 | 0,0 | 50,7 |
België | 17,8 | 36,3 | 32,8 | 13,1 |
Spanje | 21,7 | 34,3 | 32,4 | 11,6 |
Finland | 25,8 | 33,6 | 0,0 | 40,6 |
Duitsland | 16,4 | 43,6 | 22,4 | 17,6 |
Polen | 33,1 | 33,4 | 0,0 | 33,5 |
Oostenrijk | 36,0 | 31,7 | 16,8 | 15,5 |
Nederland | 32,0 | 37,5 | 0,0 | 30,4 |
EU-28 | 37,7 | 31,9 | 8,4 | 22,5 |
Tsjechië | 64,4 | 7,1 | 0,0 | 28,5 |
Letland | 48,2 | 23,8 | 0,0 | 28,0 |
Italië | 32,2 | 40,2 | 0,0 | 27,5 |
Kroatië | 42,7 | 29,8 | 0,0 | 27,4 |
Estland | 63,9 | 10,9 | 0,0 | 25,2 |
Litouwen | 46,1 | 29,4 | 0,0 | 24,5 |
Roemenië | 53,0 | 23,8 | 0,0 | 23,3 |
Verenigd Koninkrijk | 77,8 | 0,0 | 0,0 | 22,2 |
Bulgarije | 44,6 | 35,1 | 0,0 | 20,3 |
Frankrijk | 35,1 | 45,1 | 0,0 | 19,8 |
Slovenië | 48,3 | 32,5 | 0,0 | 19,2 |
Slowakije | 48,8 | 33,8 | 0,0 | 17,4 |
Hongarije | 63,0 | 22,6 | 0,0 | 14,4 |
Portugal | 59,9 | 27,0 | 0,0 | 13,1 |
Luxemburg | 48,1 | 40,7 | 0,0 | 11,2 |
Ierland | 90,3 | 0,0 | 0,0 | 9,7 |
Griekenland | 46,4 | 46,7 | 0,0 | 6,9 |
Cyprus | 74,2 | 22,4 | 0,0 | 3,5 |
Malta | 99,0 | 0,0 | 0,0 | 1,0 |
Bron: CBS, Eurostat | ||||
1) De cijfers zijn geconsolideerd. Dit betekent dat geldstromen tussen overheidssectoren niet meetellen. |
Aandeel eigen inkomsten 6 procentpunt lager in 20 jaar
De eigen inkomsten van de lokale overheid in Nederland namen toe van 21 miljard euro in 2000 tot 28,1 miljard euro in 2019. Het grootste deel van deze toename vond plaats in de jaren tot 2008. In de nasleep van de financiële crisis bleven de eigen inkomsten van de lokale overheid in de jaren 2009 tot en met 2013 stabiel rond 26 miljard euro per jaar. Vanaf 2014 stegen de eigen inkomsten jaarlijks weer licht tot 28,1 miljard euro in 2019.
Het aandeel eigen inkomsten in de totale inkomsten van de lokale overheid is gedaald van 33,0 procent in 2000 tot 27,2 procent in 2019. Dit kwam doordat de resterende inkomsten, die vrijwel volledig bestaan uit overdrachten van de Rijksoverheid, sneller stegen dan de eigen inkomsten. Met de decentralisaties van het sociaal domein in 2015 stegen de overige inkomsten van de lokale overheid met 6 miljard euro. De extra taken die gemeenten kregen werden vooral centraal gefinancierd via overdrachten van de Rijksoverheid. Het aandeel eigen inkomsten nam hiermee af van 29,7 procent in 2014 tot 28,1 procent in 2015. Ook daarna daalde dit aandeel nog, naar 27,2 procent in 2019.
Aandeel eigen inkomsten (%, miljard euro) | Eigen inkomsten (%, miljard euro) | Overige inkomsten (%, miljard euro) | |
---|---|---|---|
2000 | 33,0 | 21,031 | 42,756 |
2001 | 32,0 | 21,475 | 45,562 |
2002 | 30,9 | 21,887 | 48,855 |
2003 | 30,1 | 22,942 | 53,253 |
2004 | 31,7 | 24,255 | 52,282 |
2005 | 31,8 | 24,808 | 53,110 |
2006 | 30,9 | 24,687 | 55,146 |
2007 | 30,3 | 25,768 | 59,382 |
2008 | 29,5 | 26,165 | 62,423 |
2009 | 27,7 | 26,026 | 67,808 |
2010 | 27,8 | 25,963 | 67,339 |
2011 | 27,7 | 25,963 | 67,598 |
2012 | 28,3 | 26,160 | 66,397 |
2013 | 29,3 | 25,969 | 62,560 |
2014 | 29,7 | 26,428 | 62,576 |
2015 | 28,1 | 26,780 | 68,580 |
2016 | 28,0 | 27,090 | 69,712 |
2017 | 28,0 | 27,257 | 69,941 |
2018 | 27,7 | 27,716 | 72,304 |
2019 | 27,2 | 28,060 | 75,022 |