Zuigelingensterfte sinds 2000 sterk gedaald
In de eerste 7 dagen vanaf de geboortedag vindt 56 procent van de zuigelingensterfte plaats, voor de eerste 28 dagen loopt dat op tot 75 procent. De resterende zuigelingensterfte (25 procent) vindt plaats na de eerste 28 dagen en vóór de eerste verjaardag.
Begin deze eeuw overleden jaarlijks nog meer dan duizend baby’s vóór hun eerste verjaardag. In 2015 waren dat er nog 561 en was het sterftecijfer onder zuigelingen met 3,3 per duizend levendgeborenen het laagst. Aan de daling van de zuigelingensterfte hebben verschillende factoren bijgedragen, zoals de afname van het aantal tienermoeders, betere prenatale screening en de daling van het aantal meerlingzwangerschappen. Ook hebben eerder opgestelde richtlijnen ter voorkoming van wiegendood nog steeds een positief effect op het voorkómen van sterfte onder de allerjongsten.
Jaar | Zuigelingensterfte (per 1 000 levendgeborenen) |
---|---|
2000 | 5,1 |
2001 | 5,4 |
2002 | 5 |
2003 | 4,8 |
2004 | 4,4 |
2005 | 4,9 |
2006 | 4,4 |
2007 | 4,1 |
2008 | 3,8 |
2009 | 3,8 |
2010 | 3,8 |
2011 | 3,6 |
2012 | 3,7 |
2013 | 3,8 |
2014 | 3,6 |
2015 | 3,3 |
2016 | 3,5 |
2017 | 3,6 |
2018 | 3,5 |
2019 | 3,6 |
Hogere zuigelingensterfte bij jonge moeders en 45-plussers
De zuigelingensterfte is veruit het hoogst onder vrouwen die jonger dan 20 jaar waren op het moment dat hun kind werd geboren: gemiddeld 10,3 per duizend levendgeborenen tussen 2015 en 2019. Tienermoeders hebben naar verhouding vaker een ongunstige sociaaleconomische positie, hetgeen samenhang vertoont met lagere overlevingskansen van zuigelingen. Het sterftecijfer van zuigelingen is met 3,0 per duizend levendgeborenen het laagst onder 30- tot 35-jarige moeders. Onder moeders die 40 jaar of ouder zijn neemt de zuigelingensterfte weer toe.
Leeftijd | Sterfte per 1 000 levendgeborenen (per 1 000 levendgeborenen) |
---|---|
Leeftijd moeder | |
Jonger dan 20 jaar | 10,3 |
20 tot 25 jaar | 5 |
25 tot 30 jaar | 3,9 |
30 tot 35 jaar | 3 |
35 tot 40 jaar | 3,1 |
40 tot 45 jaar | 3,7 |
45 jaar of ouder | 4,5 |
Zuigelingensterfte in Nederland net zo hoog als in EU
In 2018 was de zuigelingensterfte in Nederland met 3,5 per duizend levendgeborenen gelijk aan het gemiddelde van de Europese Unie. In Roemenië en Bulgarije was de zuigelingensterfte het hoogst, met ongeveer 6,0 per duizend. Ook in Kroatië, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, België en Denemarken lag het sterftecijfer onder zuigelingen hoger dan in Nederland. In Estland, Slovenië en Zweden was de zuigelingensterfte het laagst, met 2,0 of minder per duizend levendgeborenen.
Land | Zuigelingensterfte (per 1 000 levendgeborenen) |
---|---|
Roemenië | 6 |
Bulgarije | 5,8 |
Malta | 5,6 |
Slowakije | 5 |
Luxemburg | 4,3 |
Kroatië | 4,2 |
Verenigd Koninkrijk | 3,9 |
België | 3,8 |
Frankrijk | 3,8 |
Polen | 3,8 |
Denemarken | 3,7 |
Griekenland | 3,5 |
Nederland | 3,5 |
EU-28 | 3,5 |
Litouwen | 3,4 |
Hongarije | 3,3 |
Portugal | 3,3 |
Duitsland | 3,2 |
Letland | 3,2 |
Ierland | 2,9 |
Italië | 2,8 |
Spanje | 2,7 |
Oostenrijk | 2,7 |
Tsjechië | 2,6 |
Cyprus | 2,4 |
Finland | 2,1 |
Zweden | 2 |
Slovenië | 1,7 |
Estland | 1,6 |
Bron: CBS, Eurostat |
Bronnen
- StatLine – Levend geboren kinderen naar migratieachtergrond en leeftijd moeder
- StatLine - Perinatale en zuigelingensterfte
- Eurostat - Infant mortality rate
- StatLine - Perinatale en zuigelingensterfte (Jeugdmonitor)
- Maatwerk – Zuigelingensterfte 2015/2019
Relevante links
- Nieuwsbericht - Ontwikkelingen rond de perinatale sterfte in Nederland
- Nieuwsbericht - Sterftekans allerjongsten ongunstig
- Nieuwsbericht - Minder zuigelingensterfte
- Nieuwsbericht - Zuigelingensterfte met een kwart gedaald
- Nederlands Centrum Jeugdgezondheid - Richtlijn: Preventie wiegendood