Arbeidsdeelname vooral gedaald onder thuiswonende kinderen

Vrouw maakt het terras klaar op het Plein in Den Haag
© Hollandse Hoogte / Guus Schoonewille fotografie
In het tweede kwartaal van 2020 waren er 59 duizend minder werkenden (15 tot 75 jaar) dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. De afname was het grootst bij werkenden die bij hun ouders thuis wonen. Vergeleken met een jaar eerder waren er 39 duizend minder thuiswonenden met betaald werk. Het gaat hierbij vooral om flexwerknemers. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.

In percentages uitgedrukt daalde de arbeidsparticipatie van 15- tot 75-jarigen van 68,8 procent naar 67,9 procent. Onderscheiden naar de plaats die werkenden innemen in het huishouden –alleenstaande, ouder, partner in een paar zonder kinderen of thuiswonend kind – is de afname verreweg het grootst bij thuiswonenden, namelijk van 66,9 procent naar 62,4 procent.

Nettoarbeidsparticipatie (15 tot 75 jaar)
   Alleenstaande (% verandering t.o.v. een jaar eerder)Ouder (% verandering t.o.v. een jaar eerder)Partner in paar geen kind (% verandering t.o.v. een jaar eerder)Thuiswonend kind (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
2019 1e kwartaal0,51,31,51,7
2019 2e kwartaal0,00,91,31,7
2019 3e kwartaal1,10,60,80,9
2019 4e kwartaal1,20,60,70,1
2020 1e kwartaal1,10,30,61,5
2020 2e kwartaal0,5-0,2-0,6-4,5

Meer thuiswonende jongeren, maar minder aan het werk

Het overgrote deel van de thuiswonenden is tussen de 15 en 25 jaar. Er waren in het tweede kwartaal meer thuiswonende jongeren dan een jaar eerder, maar het aantal werkenden was 43 duizend minder en kwam uit op 996 duizend. Bij jongeren die het ouderlijk huis hebben verlaten was het verschil nog groter, 55 duizend minder dan een jaar eerder, van 347 duizend naar 292 duizend. Het totale aantal uitwonende jongeren is in het afgelopen jaar ook minder geworden.

Ontwikkeling aantal (werkzame) jongeren (15 tot 25 jaar), 2e kwartaal 2020
 Totaal (verandering t.o.v. een jaar eerder, x 1 000)Werkzaam (verandering t.o.v. een jaar eerder, x 1 000)
Thuiswonend53-43
Uitwonend-40-55

Minder studenten en scholieren aan het werk

Ruim drie kwart van de jongeren van 15 tot 25 jaar volgt onderwijs. Vergeleken met een jaar eerder waren er vooral minder scholieren en studenten met een (bij)baan in het tweede kwartaal, zowel thuis- als uitwonenden. Deze onderwijsvolgende werkende jongeren zijn vaak werknemers met een flexibele arbeidsrelatie. De daling deed zich bij deze groep dan ook vooral voor bij flexwerknemers. Ook bij schoolverlaters, jongeren die geen onderwijs meer volgen, waren er vergeleken met een jaar eerder minder flexwerknemers aan de slag. Maar bij hen was het aantal vaste werknemers en zelfstandigen nog hoger dan een jaar geleden.

Werkende jongeren (15 tot 25 jaar) naar arbeidsrelatie, 2e kwartaal 2020
 Vast (verandering t.o.v. een jaar eerder, x 1 000)Flexibel (verandering t.o.v. een jaar eerder, x 1 000)Zelfstandig (verandering t.o.v. een jaar eerder, x 1 000)
Thuiswonend
Onderwijsvolgend1-42-1
Niet-onderwijsvolgend8-91
Uitwonend
Onderwijsvolgend-4-35-2
Niet-onderwijsvolgend-4-186

Thuiswonende werkende jongeren willen vaker meer uren werken

Niet alleen waren er minder jongeren aan het werk in het tweede kwartaal, ook waren er ten opzichte van het tweede kwartaal van vorig jaar 38 duizend meer jonge deeltijders die meer uren zouden willen werken. Dit jaar-op-jaarverschil is niet eerder zo groot geweest sinds de start van de meting hiervan in 2013. Deze toename van het aantal onderbenutte deeltijders houdt verband met de afname van het aantal gewerkte uren in het tweede kwartaal. De stijging deed zich met name voor bij thuiswonende jongeren.

Deeltijdwerkers (15 tot 25 jaar) die meer uren willen werken
 Tweede kwartaal 2019 (x 1 000)Tweede kwartaal 2020 (x 1 000)
Totaal90128
Thuiswonend6499
Uitwonend2529