Helft tachtigplussers had laatste levensjaar een kind in de buurt wonen
In 2017 overleden ruim 82 duizend mensen van 80 jaar of ouder. Dat is ongeveer 10 procent van alle tachtigplussers die in dat jaar in Nederland woonden. Bijna de helft van de overleden tachtigplussers woonde bij overlijden in een verpleeghuis, twee jaar eerder woonde het merendeel van hen nog thuis. Vooral in het laatste levensjaar nam het aandeel in het verpleeghuis sterk toe. Van de overledenen woonden relatief meer vrouwen dan mannen in het verpleeghuis, ongeacht de leeftijdsgroep. Mannen die bij overlijden in het verpleeghuis woonden kwamen daar vaker dan vrouwen pas kort voor hun overlijden terecht.
Geslacht | Leeftijdsklasse | Twee jaar voor overlijden (%) | Jaar voor overlijden (%) | Moment van overlijden (%) |
---|---|---|---|---|
Mannen | 80 tot 85 | 9 | 13 | 27 |
Mannen | 85 tot 90 | 12 | 18 | 37 |
Mannen | 90 tot 95 | 15 | 23 | 43 |
Mannen | 95 of ouder | 23 | 31 | 52 |
Mannen | ||||
Vrouwen | 80 tot 85 | 16 | 23 | 39 |
Vrouwen | 85 tot 90 | 24 | 32 | 52 |
Vrouwen | 90 tot 95 | 30 | 40 | 60 |
Vrouwen | 95 of ouder | 38 | 49 | 68 |
Vrouwen hebben vaker geen partner (meer)
De meeste overleden tachtigplussers waren op het moment van overlijden verweduwd of hadden geen partner. Dit kwam het meest voor bij ouderen in het verpleeghuis; daar had 80 procent geen partner (meer) bij overlijden, bij ouderen die tot het eind toe thuis woonden was dat 62 procent. Vrouwen hadden bij overlijden vaker geen partner (meer) dan mannen. Bij thuiswonende 80- tot 85-jarigen was het verschil het grootst: 69 procent van de vrouwen en 32 procent van de mannen had geen partner (meer). Dat vrouwen vaker alleen overblijven komt doordat ze doorgaans ouder worden dan mannen en meestal een oudere partner hebben.
Meerderheid overleden thuiswonende tachtigplussers had kind in de buurt
Op het moment van overlijden had 55 procent van de tachtigplussers die thuis woonden in 2017 een kind binnen 5 kilometer afstand wonen. 6 procent woonde zelfs op hetzelfde adres als een van de kinderen. Van de thuiswonende tachtigplussers had 21 procent geen kinderen (meer), of de kinderen stonden niet in Nederland geregistreerd.
Afstand | 2017 (%) |
---|---|
Zelfde adres | 6,2 |
Tot 5 km | 49 |
5 tot 15 km | 11,2 |
15 tot 30 km | 4,8 |
30 to 60 km | 3,9 |
60 tot 90 km | 1,8 |
90 tot 130 km | 1,3 |
130 km of meer | 0,9 |
Geen kinderen1) | 20,4 |
1) Inclusief kind overleden of in het buitenland woonachtig. |
Meeste tachtigplussers opgenomen in ziekenhuis in het laatste levensjaar
In het laatste jaar voor overlijden werden er meer tachtigplussers opgenomen in het ziekenhuis (51 procent) dan in het voorlaatste jaar voor overlijden (25 procent). Het sterkst steeg het aantal personen met een ziekenhuisopname onder de groep ouderen die deze beide jaren thuis woonden; van 27 naar 67 procent. Niet alleen werden in het laatste levensjaar meer tachtigplussers opgenomen in het ziekenhuis, ook was de opnameduur langer dan in het voorlaatste jaar: 14,2 dagen tegen 11,3 dagen.
Er werden relatief weinig tachtigplussers opgenomen in het ziekenhuis, die voor overlijden beide jaren in het verpleeghuis woonden (19 procent). Als ze werden opgenomen was de totale opnameduur korter dan bij de andere twee groepen. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de 24-uurs zorg en medische behandelingen die verpleeghuizen hun bewoners bieden.
Wonen | Voorlaatste levensjaar (% ) | Laatste levensjaar (% ) |
---|---|---|
Thuiswonenden | 27 | 67 |
Thuis-naar-verpleeghuis | 30 | 58 |
Verpleeghuisbewoners | 10 | 19 |
1)De thuis-naar-verpleeghuisgroep bestaat uit de overleden tachtigplussers die in het voorlaatste levensjaar thuis woonden en in het laatste levensjaar naar het verpleeghuis verhuisden. |
Bronnen
- Webpublicatie - Laatste levensjaren tachtigplussers