Beroep op spaargeld in 2020 vooralsnog niet groter dan in 2019

Portemonnee met briefgeld
© Hollandse Hoogte / Richard Brocken
In april en mei 2020, tijdens de coronacrisis, gaven 3 op de 100 mensen aan schulden te moeten maken en 9 op de 100 meldden dat het huishouden spaartegoeden moest aanspreken. Dat is vergelijkbaar met 2019. Toen zeiden 3 op de 100 mensen dat hun huishouden schulden moest maken en 11 op de 100 dat ze een beroep op spaargeld moesten doen. Dit blijkt uit de publicatie Materiële Welvaart in Nederland 2020, waarin het CBS de meest actuele gegevens presenteert van de financiële situatie van huishoudens en personen.

Oordeel over actuele financiële situatie huishouden
   Moet schulden maken (% personen)Moet spaartegoeden aanspreken (% personen)Komt precies rond (% personen)Houdt geld over (% personen)
2017januari3112754
2017februari3102656
2017maart4102755
2017april492655
2017mei5122751
2017juni392656
2017juli3112656
2017augustus3112457
2017september4112653
2017oktober3102855
2017november4112654
2017december4112853
2018januari3102556
2018februari3102755
2018maart392657
2018april482758
2018mei3112753
2018juni382657
2018juli2102756
2018augustus3102557
2018september3102755
2018oktober482756
2018november4122555
2018december3122752
2019januari4102754
2019februari3112555
2019maart3132951
2019april3112856
2019mei3132852
2019juni3102755
2019juli492557
2019augustus2132455
2019september592855
2019oktober3112555
2019november4102556
2019december592455
2020januari4112357
2020februari392557
2020maart382460
2020april392557
2020mei392161

Financiële inschatting in 2020 tot nu toe iets positiever

Gemiddeld over de eerste vijf maanden van 2020 gaf ruim 58 procent van de mensen aan dat het huishouden waarvan hij of zij deel uitmaakt, geld overhoudt. Verder meldde 24 procent precies rond te komen. De inschatting van de financiële situatie was in april en mei (tijdens de coronacrisis) niet ongunstiger dan in de eraan voorafgaande maanden van 2020. Gemiddeld over de eerste vijf maanden van 2020 pakte de inschatting van de eigen financiële situatie iets gunstiger uit dan in dezelfde periode in 2019.

15 procent van huishoudens in hoogste inkomensgroep houdt geen geld over

Bijna 80 procent van de mensen, behorende tot de groep huishoudens met de 10 procent hoogste inkomens, gaf in 2019 aan dat hun huishouden geld overhoudt. Ongeveer 11 procent in de hoogste inkomensgroep zei precies rond te kunnen komen, 4 procent moest hun spaartegoed aanspreken en bijna 1 procent gaf aan schulden te moeten maken: 15 procent hield dus geen geld over.

Van huishoudens in de twee laagste inkomensgroepen hield minder dan een kwart geld over. In de allerlaagste groep gaf 15 procent van de mensen aan dat het huishouden schulden moet maken, en nog eens 15 procent meldde dat er spaartegoeden moesten worden aangesproken. Het positievere oordeel in de laagste inkomensgroep houdt verband met het grotere aandeel zelfstandigen in deze groep. Bij hen is een laag inkomen relatief vaak van tijdelijke aard, veelal kunnen ze ook terug vallen op vermogensbuffers.

Oordeel over actuele financiële situatie huishouden1), 2019
 Houdt geld over (% personen)Komt precies rond (% personen)Moet spaartegoeden aanspreken (% personen)Moet schulden maken (% personen)Weet niet (% personen)
1e (laagste)2436,415,214,79,8
2e22,843,117,48,38,4
3e30,344,115,85,24,7
4e38,536,415,74,35
5e48,132,711,543,6
6e5726,712,313
7e65,519,58,71,94,4
8e71,9167,81,52,7
9e76,413,76,20,92,9
10e (hoogste)79,810,63,80,85
1)Indeling in 10%-groepen heeft betrekking op het inkomen van 2018.

Kwart huishoudens laagste inkomens heeft problemen met rondkomen

In 2019 kon 12 procent van de huishoudens naar eigen zeggen moeilijk rondkomen van hun inkomen. Van de huishoudens in de hoogste inkomensgroep gaf 1 procent aan moeilijk rond te kunnen komen. Van de huishoudens uit de laagste inkomensgroep was dit 25 procent. In de tweede inkomensgroep had bijna 40 procent van de huishoudens moeite om de eindjes aan elkaar te knopen.

Weinig inkomen betekent niet automatisch dat een huishouden aan de onderkant van de inkomensladder ook moeilijk rond kan komen. In de laagste inkomensgroep zitten relatief veel zelfstandigen met eventuele vermogensbuffers. Zij geven in vergelijking met uitkeringsontvangers in de laagste inkomensgroep minder vaak aan moeilijk rond te kunnen komen.

Ervaren financiële problemen, 20191)
 Kunnen moelijk rondkomen (% huishoudens)Ervaren woonlasten als zwaar (% huishoudens)
Inkomensgroep
1e (laagste)25,320,9
2e38,130,2
3e20,115,8
4e12,412,4
5e8,28,4
6e4,75,5
7e2,83,4
8e2,83,1
9e1,61,7
10e (hoogste)0,91,5
1)Indeling in 10%-groepen heeft betrekking op het inkomen van 2018.

Vooral woonlasten drukken zwaar op lage inkomens

Voor een tiende van de huishoudens vormden de maandelijkse woonlasten in 2019 naar eigen zeggen een zware financiële last. In de laagste inkomensgroep betekenden de maandelijkse woonlasten voor ruim 20 procent een zware financiële last, in de tweede inkomensgroep was dit voor 30 procent van de huishoudens het geval. In de hoogste inkomensgroep speelde dit met minder dan 2 procent nauwelijks nog.

Woonlasten eigen woning minder zwaar dan van huurwoning

Voor huishoudens met een eigen woning vormden de maandelijkse woonlasten minder vaak een zware last dan voor huishoudens met een huurwoning. Huiseigenaren hebben doorgaans niet alleen een hoger inkomen dan huurders, ze zijn gemiddeld ook een kleiner deel van hun inkomen kwijt aan woonlasten. In 2019 gaf 5 procent van de huishoudens met een eigen woning aan dat de woonlasten een zware financiële last vormden. Onder huishoudens in een huurwoning zonder huurtoeslag was dit aandeel twee keer zo groot (10 procent). Met 28 procent waren het vooral de huurtoeslagontvangers die aangaven dat ze de maandelijkse woonlasten moeilijk konden opbrengen.