Landbouw droeg in 2019 evenveel bij aan economie als tien jaar eerder
In de voorgaande decennia nam het aandeel van de landbouw geleidelijk af. In 1995 was het aandeel van de landbouw in het bbp nog 2,8 procent.
Jaar | Aandeel landbouw (%) |
---|---|
'95 | 2,76 |
'96 | 2,55 |
'97 | 2,65 |
'98 | 2,23 |
'99 | 2,00 |
'00 | 1,98 |
'01 | 1,91 |
'02 | 1,76 |
'03 | 1,75 |
'04 | 1,58 |
'05 | 1,57 |
'06 | 1,66 |
'07 | 1,53 |
'08 | 1,36 |
'09 | 1,28 |
'10 | 1,50 |
'11 | 1,30 |
'12 | 1,39 |
'13 | 1,54 |
'14 | 1,48 |
'15 | 1,47 |
'16 | 1,50 |
'17* | 1,59 |
'18* | 1,38 |
'19* | 1,35 |
* voorlopige cijfers |
Hoewel het volume van de toegevoegde waarde van de landbouw na 2009 minder sterk toenam dan dat van de gehele economie, daalde het aandeel van de landbouw niet verder. Dat het aandeel van de landbouw na 2009 niet verder daalde, hing vooral samen met prijsontwikkelingen. De prijzen van landbouwproducten stegen na 2009 relatief snel.
In 2018 was het aandeel van de landbouw in de economie met 1,4 procent een stuk groter dan in de buurlanden. Het aandeel lag in Nederland ook iets boven het EU-gemiddelde van 1,1 procent.
Werkgelegenheid in landbouw stabiel
De werkgelegenheid in de landbouw is in de afgelopen jaren gestabiliseerd. Van eind jaren negentig tot en met 2012 daalde het aantal arbeidsjaren in de landbouw gestaag. Tussen 2012 en 2015 veranderde de werkgelegenheid in de landbouw nauwelijks, en in de jaren daarna nam het aantal arbeidsjaren iets toe tot arbeidsjaren in 2019. Het aantal landbouwbedrijven is in de afgelopen decennia overigens wel aanzienlijk afgenomen. De trend van schaalvergroting en de afname van het aantal bedrijven zette in het midden van de twintigste eeuw al in. In 1950 had een doorsnee bedrijf 5,7 hectare, inmiddels is dit 32,4 hectare.
Jaar | Werknemers (x 1 000 arbeidsjaren) | Zelfstandigen (x 1 000 arbeidsjaren) |
---|---|---|
'95 | 66 | 125 |
'96 | 66 | 129 |
'97 | 68 | 128 |
'98 | 70 | 124 |
'99 | 73 | 122 |
'00 | 73 | 116 |
'01 | 73 | 107 |
'02 | 73 | 105 |
'03 | 71 | 102 |
'04 | 69 | 98 |
'05 | 69 | 96 |
'06 | 70 | 92 |
'07 | 71 | 88 |
'08 | 69 | 88 |
'09 | 69 | 86 |
'10 | 68 | 85 |
'11 | 67 | 85 |
'12 | 66 | 83 |
'13 | 67 | 84 |
'14 | 66 | 82 |
'15 | 65 | 81 |
'16 | 66 | 83 |
'17* | 68 | 83 |
'18* | 71 | 84 |
'19* | 74 | 83 |
* voorlopige cijfers |
Nederlandse landbouw en voedingsindustrie exporteren veel
De Nederlandse landbouw is sterk afhankelijk van de export. Van elke euro die het agrocomplex in 2018 verdiende, werd 76 cent door de export opgebracht. Veelal worden onbewerkte landbouwproducten, zoals rauwe melk, eerst door de industrie verwerkt (bijvoorbeeld tot kaas) en vervolgens geëxporteerd. De toegevoegde waarde van het totale agrocomplex bedroeg in 2018 circa 49 miljard euro. Daarmee draagt het agrocomplex ongeveer 6,4 procent bij aan het bruto binnenlands product (bbp). Een deel van de activiteiten van het agrocomplex hangt samen met de verwerking van geïmporteerde grondstoffen, zoals cacao, granen en tabak.Aandeel plantaardige en dierlijke productie
In 2019 bedroeg de waarde van de totale productie van de landbouw bijna 29 miljard euro. Daarvan bestond 49,2 procent uit plantaardige productie en 38,5 procent uit dierlijke productie. Diensten en nevenactiviteiten waren goed voor de resterende 12,3 procent.
In het afgelopen decennium is het aandeel van plantaardige producten, dierlijke producten en diensten en nevenactiviteiten in de totale productiewaarde van de landbouw weinig veranderd. De productiewaarde van plantaardige producten was in 2019 ruim 26 procent hoger dan in 2009, die van dierlijke producten 25 procent. In de periode voor 2009 groeide de productie van plantaardige producten veel harder dan die van dierlijke producten. De productie van plantaardige en dierlijke producten waren in 1995 nog gelijk aan elkaar wat betreft productiewaarde, voor beide bedroeg deze destijds bijna 9 miljard euro.
Jaar | Plantaardig (mld euro) | Dierlijk (mld euro) | Diensten en nevenactiviteiten (mld euro) |
---|---|---|---|
'95 | 8,826 | 8,893 | 1,172 |
'96 | 8,905 | 9,061 | 1,206 |
'97 | 9,425 | 9,577 | 1,321 |
'98 | 9,657 | 8,401 | 1,359 |
'99 | 9,653 | 7,956 | 1,488 |
'00 | 9,921 | 8,659 | 1,617 |
'01 | 10,241 | 8,909 | 1,819 |
'02 | 10,503 | 8,190 | 2,088 |
'03 | 11,045 | 7,694 | 2,061 |
'04 | 10,343 | 8,225 | 2,133 |
'05 | 10,456 | 8,456 | 2,262 |
'06 | 11,545 | 8,823 | 2,581 |
'07 | 12,088 | 9,188 | 2,791 |
'08 | 11,769 | 9,873 | 3,239 |
'09 | 11,181 | 8,831 | 3,251 |
'10 | 12,632 | 9,428 | 3,415 |
'11 | 12,341 | 10,110 | 3,569 |
'12 | 12,861 | 10,636 | 3,479 |
'13 | 13,490 | 11,403 | 3,516 |
'14 | 12,674 | 11,051 | 3,541 |
'15 | 13,314 | 10,221 | 3,398 |
'16 | 13,466 | 10,433 | 3,347 |
'17 | 13,817 | 11,651 | 3,468 |
'18* | 13,883 | 10,785 | 3,485 |
'19* | 14,091 | 11,032 | 3,512 |
* voorlopige cijfers |
Stikstofuitscheiding en broeikasgasemissies weinig veranderd ten opzichte van 2008
Net als andere sectoren van de economie draagt de landbouw bij aan de milieuvervuiling, onder meer door de uitscheiding van stikstof en fosfaten en door de emissies van broeikasgassen. In 2018 bedroeg de stikstofuitscheiding van de landbouw 503,5 miljoen kilo. Dat is 12,2 miljoen kilo meer dan in 2008. De rundveesector is de grootste uitscheider van stikstof. De fosfaatuitscheiding daalde tussen 2008 en 2018 wel aanzienlijk. In 2018 werd 162,0 miljoen kilogram fosfaten uitgescheiden door de landbouwsector, bijna 14 miljoen kilo minder dan in 2008.
Melkveebedrijven (mln kg) | Vleeskalverenbedrijven en overige rundveebedrijven (mln kg) | Varkensbedrijven (mln kg) | Pluimveebedrijven (mln kg) | Overige landbouw (mln kg) | |
---|---|---|---|---|---|
2008 | 243,1 | 38,4 | 93,2 | 55,5 | 61,1 |
2009 | 238 | 37,8 | 94,3 | 57,4 | 56,7 |
2010 | 243,2 | 38,1 | 94,1 | 58,5 | 55,8 |
2011 | 235,9 | 36,2 | 96,1 | 56,7 | 52,5 |
2012 | 229,2 | 34,7 | 95 | 53,2 | 48,8 |
2013 | 243,1 | 34 | 92,8 | 56,7 | 46,1 |
2014 | 257 | 36,8 | 90,2 | 56,6 | 46,1 |
2015 | 266,4 | 35,1 | 91,6 | 58,7 | 45,7 |
2016 | 278,5 | 34,9 | 89,5 | 57,6 | 43,8 |
2017 | 285 | 36,1 | 89,8 | 54,6 | 46,5 |
2018 | 273,2 | 38,9 | 89,7 | 52,8 | 48,9 |
Broeikasgassen die vrijkomen in de landbouwsector zijn kooldioxide (CO2), methaan (CH4) en lachgas (N2O). Om deze goed met elkaar te kunnen vergelijken en bij elkaar op te tellen worden methaan en lachgas naar CO2-equivalenten omgerekend. De totale uitstoot van broeikasgassen door de Nederlandse landbouw was in 2018 vergeleken met 2008 weinig veranderd.
Jaar | Totale uitstoot in CO2-equivalenten (2008=100) | CO2 (2008=100) | N2O (2008=100) | CH4 (2008=100) | Toegevoegde waarde landbouw (2008=100) |
---|---|---|---|---|---|
2008 | 100,00 | 100,00 | 100,00 | 100,00 | 100,00 |
2009 | 100,06 | 100,90 | 95,74 | 101,54 | 103,97 |
2010 | 106,12 | 118,03 | 95,46 | 102,34 | 103,96 |
2011 | 101,16 | 107,22 | 92,21 | 100,93 | 103,38 |
2012 | 99,98 | 106,75 | 89,58 | 99,85 | 102,88 |
2013 | 100,69 | 104,85 | 92,41 | 101,96 | 103,99 |
2014 | 96,89 | 93,68 | 93,53 | 101,51 | 109,08 |
2015 | 100,64 | 97,97 | 96,62 | 105,11 | 111,22 |
2016 | 100,92 | 96,73 | 94,71 | 107,72 | 113,64 |
2017 | 102,18 | 99,07 | 97,16 | 107,55 | 114,36 |
2018* | 100,61 | 100,07 | 96,65 | 103,41 | 111,00 |
* voorlopige cijfers |
Bronnen
- Webpublicatie - De landbouw in de Nederlandse economie