Overheid hield 14 miljard euro over in 2019
Het overheidssaldo en de overheidsschuld zijn de belangrijkste indicatoren voor de toestand van de overheidsfinanciën. De Europese normen hiervoor zijn een maximaal tekort van 3 procent en een maximale schuld van 60 procent van het bbp.
Het overschot in 2019 is 3,5 miljard euro hoger dan in 2018 toen het overschot 10,6 miljard euro bedroeg, oftewel 1,4 procent van het bbp. De Nederlandse overheid behaalde over 2019 voor het vierde jaar op rij een overschot. In deze vier jaren hield de overheid in totaal 34 miljard euro over. In de afgelopen jaren lag het gerealiseerde overschot steeds hoger dan de verwachte overschotten in de begrotingen.
Jaar | Overheidssaldo (% bbp) | EMU-norm (% bbp) |
---|---|---|
1999 | 0,3 | -3 |
2000 | 1,2 | -3 |
2001 | -0,5 | -3 |
2002 | -2,1 | -3 |
2003 | -3,1 | -3 |
2004 | -1,8 | -3 |
2005 | -0,4 | -3 |
2006 | 0,1 | -3 |
2007 | -0,1 | -3 |
2008 | 0,2 | -3 |
2009 | -5,1 | -3 |
2010 | -5,2 | -3 |
2011 | -4,4 | -3 |
2012 | -3,9 | -3 |
2013 | -2,9 | -3 |
2014 | -2,2 | -3 |
2015 | -2,0 | -3 |
2016 | 0,0 | -3 |
2017* | 1,3 | -3 |
2018* | 1,4 | -3 |
2019* | 1,7 | -3 |
* voorlopige cijfers |
Schuldquote onder de 50 procent
De schuldquote, de overheidsschuld als percentage van het bbp, kwam eind 2019 uit op 48,6 procent. Dit is bijna 20 procentpunt lager dan de hoogste schuldquote die als gevolg van de kredietcrisis eind 2013 werd bereikt. Voor de kredietcrisis, eind 2007, was de schuldquote 43 procent. De schuld in euro’s was toen met 266 miljard euro een stuk lager dan de bijna 395 miljard euro van eind 2019. Het effect op de schuldquote wordt deels gecompenseerd doordat ook het bbp is gestegen (noemereffect).
De overheidsschuld eind 2019 is 11 miljard euro lager dan een jaar eerder. Niet het gehele overschot van 14 miljard euro is gebruikt voor schuldaflossing. Een deel van het overschot is besteed aan verwerving van aandelen in Air France-KLM en verstrekking van leningen. Ook is een deel van het overschot gestald op deposito’s, die met bijna 2 miljard euro toenamen.
Jaar | Schuldquote (% bbp) | EMU-norm (% bbp) |
---|---|---|
1999 | 58,6 | 60 |
2000 | 52,1 | 60 |
2001 | 49,4 | 60 |
2002 | 48,8 | 60 |
2003 | 50 | 60 |
2004 | 50,3 | 60 |
2005 | 49,8 | 60 |
2006 | 45,2 | 60 |
2007 | 43 | 60 |
2008 | 54,7 | 60 |
2009 | 56,8 | 60 |
2010 | 59,2 | 60 |
2011 | 61,7 | 60 |
2012 | 66,2 | 60 |
2013 | 67,7 | 60 |
2014 | 67,8 | 60 |
2015 | 64,6 | 60 |
2016 | 61,9 | 60 |
2017* | 56,9 | 60 |
2018* | 52,4 | 60 |
2019* | 48,6 | 60 |
* voorlopige cijfers |
Collectievelastendruk verder gestegen
De overheidsinkomsten stegen met 5,0 procent tot ruim 354 miljard euro. De belastingen en sociale premies die bijna 90 procent van de inkomsten uitmaken, stegen met 18 miljard euro. Door de economische groei en verhoging van het lage btw-tarief namen de btw-opbrengsten met ruim 5 miljard euro meer dan een kwart van de toename voor hun rekening.
De loon- en inkomstenheffing steeg met 3 miljard euro. De werkgeverspremies en premies voor de basiszorg zorgden tezamen voor ruim 4 miljard extra inkomsten voor de overheid. Ook betaalden bedrijven ruim 2 miljard euro meer aan vennootschapsbelasting, die in 2019 zo meer dan het dubbele opbracht van de jaaropbrengsten in de periode 2009-2013.
De dividendbelasting leverde door een stijging van bijna 2 miljard euro ruim een derde meer op dan in 2018. Verder stegen ook de milieubelastingen in 2019 fors. Dit kwam vooral door de opslag duurzame energie en door ingeleverde CO2-emissierechten.
De collectievelastendruk steeg in 2019 verder tot 38,8 procent van het bbp. De collectievelastendruk was sinds het begin van de huidige meetmethode in 1995 niet eerder zo hoog.
Jaar | Collectievelastendruk (% bbp) |
---|---|
1999 | 36,8 |
2000 | 36,5 |
2001 | 35,2 |
2002 | 34,8 |
2003 | 34,5 |
2004 | 34,5 |
2005 | 34,7 |
2006 | 35,7 |
2007 | 35,2 |
2008 | 35,6 |
2009 | 34,8 |
2010 | 35,2 |
2011 | 35,1 |
2012 | 35,3 |
2013 | 35,8 |
2014 | 36,7 |
2015 | 36,5 |
2016 | 38 |
2017* | 38,3 |
2018* | 38,3 |
2019* | 38,8 |
* voorlopige cijfers |
De niet-belastingopbrengsten daalden met meer dan 1 miljard euro ten opzichte van 2018. Lagere aardgasbaten zijn de belangrijkste oorzaak hiervan. Ook telden in 2018 de hoge opbrengsten uit een schikking met ING nog mee in de inkomsten.
Uitgaven sterk toegenomen
De overheidsuitgaven stegen in 2019 met 4,1 procent iets minder dan de inkomsten en kwamen uit op 340 miljard euro. Nadat in de periode 2010–2016 de overheidsuitgaven zich stabiliseerden, liepen de uitgaven vanaf 2017 weer op. De helft van de uitgavenstijging in 2019 ging naar uitkeringen en zorg (7 miljard euro). Aan de beloning van overheidswerknemers werd 3 miljard euro meer besteed. De rentelasten namen met 0,6 miljard euro verder af en maken nu nog maar iets meer dan 2 procent uit van de overheidsuitgaven.
Jaar | Inkomsten (mld euro) | Uitgaven (mld euro) |
---|---|---|
2000 | 195,9 | 190,6 |
2001 | 204,4 | 206,6 |
2002 | 207,7 | 218,4 |
2003 | 212,3 | 228,4 |
2004 | 220,4 | 230,1 |
2005 | 230,5 | 232,7 |
2006 | 251,7 | 251,2 |
2007 | 261,6 | 262,1 |
2008 | 280,3 | 279,0 |
2009 | 265,5 | 297,3 |
2010 | 272,4 | 305,9 |
2011 | 275,5 | 304,3 |
2012 | 279,7 | 305,3 |
2013 | 287,9 | 307,3 |
2014 | 292,7 | 307,2 |
2015 | 293,9 | 307,8 |
2016 | 308,8 | 308,7 |
2017* | 322,6 | 313,3 |
2018* | 337,4 | 326,9 |
2019* | 354,3 | 340,2 |
* voorlopige cijfers |
Overheidsoverschot in 2018 verlaagd
Het overschot van de overheid voor 2018 is met bijna 1 miljard euro, gelijk aan 0,1 procent van het bbp, verlaagd vergeleken met het cijfer dat het CBS eerder heeft gepubliceerd. Het bedraagt nu 10,6 miljard euro, oftewel 1,4 procent van het bbp. De neerwaartse bijstelling is een gevolg van nieuwe informatie uit gemeenterekeningen en zorguitgaven die nu in de cijfers van het CBS zijn verwerkt.
In cijfers over het verslagjaar 2019 is het effect van de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus nog niet zichtbaar.
Bronnen
- StatLine - Overheidsfinanciën; kerncijfers
Relevante links
- Kwartaalmonitor - Overheidsfinanciën, vierde kwartaal 2019