Inkomensbronnen

Met behulp van longitudinale databestanden zijn gegevens geanalyseerd over inkomstenbronnen van een cohort zestigers uit 2001 (in de tekst genoemd: cohort 2001) en een cohort zestigers uit 2011 (cohort 2011) over respectievelijk de periodes 2001–2006 en 2011–2016. Alle personen uit cohort 2001 hadden op het laatste peilmoment inmiddels de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Bij cohort 2011 was dat voor ongeveer de helft van de personen het geval (degenen geboren vóór 1 april 1951). Gegevens over het onderwijsniveau zijn aangekoppeld om te kunnen onderzoeken in hoeverre de ontwikkelingen verschilden tussen laag- en hoogopgeleiden. Van 13 duizend zestigjarigen in 2001 (8 procent) is het onderwijsniveau uit registraties bekend, van de zestigjarigen uit 2011 zijn dat er 60 duizend (28 procent). Cijfers waarbij onderscheid gemaakt is naar onderwijsniveau, zijn deels op een steekproef en deels op registratie gebaseerd. De cijfers waarbij geen onderscheid naar onderwijsniveau wordt gemaakt, zijn in dit artikel gebaseerd op integrale waarneming.

Het eerste cohort (cohort 2001) bestaat uit de inwoners van Nederland die op 30 september 2001 60 jaar oud waren. Deze groep bestond uit 161 duizend personen. Voor 49 procent waren dat laagopgeleiden (geen of alleen basisonderwijs, onderbouw havo/vwo of mbo-1), voor 34 procent middelbaar opgeleiden (mbo-2 of 3, bovenbouw havo/vwo) en voor 17 procent hoogopgeleiden (hbo of universitair). Het tweede cohort (cohort 2011) bestond uit 211 duizend personen die gemiddeld een hoger onderwijsniveau hadden: 40 procent was laagopgeleid, 37 procent middelbaar opgeleid en 23 procent hoogopgeleid.

De informatie over het onderwijsniveau is gebaseerd op een combinatie van enquête- en registratiegegevens.

De gegevens over inkomstenbronnen zijn afkomstig uit het Sociaal Statistisch Bestand. Alle inkomsten uit de verschillende inkomensbronnen die iemand in de verslagmaand heeft, zijn met elkaar vergeleken. De belangrijkste inkomstenbron is die met het hoogste bedrag.