Ruim 80 procent minder vlinders dan eind 19e eeuw
Voor het eerst is de historische trend in de verspreiding van vlinders vastgesteld. Sinds 1992 worden vlinderwaarnemingen systematisch verzameld op basis van het Landelijk Meetprogramma Vlinders, ontwikkeld door De Vlinderstichting en het CBS. De laatste decennia is de verspreiding van vlinders hetzelfde gebleven, maar de afname van de vlinderstand gaat nog door, zo blijkt uit de nieuwste cijfers gepubliceerd op het Compendium voor de Leefomgeving.
Verspreidingstrend (1890 tot 1940 = 100) | Verspreidingstrend (onzekerheidsmarge) (1890 tot 1940 = 100) | |
---|---|---|
1890 tot 1940 | 100,00 | 90,78 - 110,88 |
1940 tot 1961 | 78,31 | 73,59 - 82,97 |
1961 tot 1971 | 59,17 | 55,62 - 63,34 |
1971 tot 1981 | 42,59 | 40,39 - 45,08 |
1981 tot 1991 | 35,47 | 34,07 - 36,91 |
1991 tot 2001 | 33,08 | 31,14 - 35,11 |
2001 tot 2011 | 32,29 | 30,52 - 34,41 |
2011 tot 2018 | 32,09 | 29,33 - 35,11 |
Bron: CBS, De Vlinderstichting |
Waarneming (1992=100) | Trend (1992=100) | Onzekerheid trend (1992=100) | |
---|---|---|---|
1992 | 120,20 | 100,00 | 92,11 - 109,18 |
1993 | 90,62 | 93,23 | 87,62 - 99,78 |
1994 | 63,56 | 87,49 | 83,34 - 92,11 |
1995 | 88,56 | 82,7 | 79,28 - 86,74 |
1996 | 82,36 | 78,84 | 75,41 - 82,51 |
1997 | 76,62 | 75,72 | 72,46 - 79,28 |
1998 | 78,50 | 73,04 | 69,61 - 76,17 |
1999 | 56,93 | 70,92 | 67,56 - 73,92 |
2000 | 76,62 | 69,40 | 66,22 - 72,46 |
2001 | 55,28 | 68,13 | 64,91 - 71,02 |
2002 | 72,60 | 66,80 | 63,62 - 70,31 |
2003 | 82,67 | 65,39 | 62,36 - 68,24 |
2004 | 61,30 | 64,14 | 61,13 - 66,88 |
2005 | 68,23 | 63,18 | 60,52 - 66,22 |
2006 | 63,80 | 62,48 | 59,92 - 65,56 |
2007 | 47,31 | 61,88 | 59,32 - 64,26 |
2008 | 47,02 | 61,34 | 58,73 - 64,26 |
2009 | 77,78 | 60,80 | 58,15 - 63,62 |
2010 | 75,48 | 60,42 | 57,57 - 62,99 |
2011 | 65,67 | 60,15 | 57,57 - 62,99 |
2012 | 44,85 | 59,74 | 57,00 - 62,36 |
2013 | 67,98 | 59,19 | 57,00 - 61,74 |
2014 | 69,05 | 58,65 | 56,43 - 61,13 |
2015 | 53,60 | 58,00 | 55,87 - 60,52 |
2016 | 47,17 | 57,20 | 54,76 - 59,32 |
2017 | 65,07 | 56,29 | 53,68 - 58,73 |
2018 | 53,95 | 55,33 | 52,09 - 58,73 |
Bron: CBS, De Vlinderstichting |
Afname verspreiding stabiliseert, aantallen blijven dalen
De trend in verspreiding over gebieden in Nederland van alle vlindersoorten is samengevat in een Multi-Species Indicator (MSI). Tussen 1890 en 1990 daalde de MSI met 67 procent, waarna de verspreiding is gestabiliseerd. Van 42 soorten is de verspreiding afgenomen, waarvan er 15 volledig uit Nederland verdwenen.
Sinds 1992 stellen het CBS en De Vlinderstichting niet alleen de verspreiding van soorten vast, maar ook het aantal vlinders. De gecombineerde trends in verspreiding en populatieaantal leveren een geschatte totale daling in vlinderpopulaties op van minimaal 84 procent tussen 1890 en 2017. Omdat een achteruitgang in populatie altijd groter zal zijn dan die in verspreiding (bij een populatieafname van 100 naar 10 vlinders is de soort immers nog steeds aanwezig) is het aannemelijk dat de afname op populatieniveau nog groter is geweest.
Drie jaar geleden nog meldden het CBS en De Vlinderstichting dat voor het eerst sinds het begin van de populatiemonitoring begin jaren negentig iets meer soorten dagvlinders in aantal voor- dan achteruit gingen. Met name enkele zeldzame soorten, zoals de grote parelmoervlinder, de kleine heivlinder en de zilveren maan namen weer licht toe door specifiek gericht beheer. De nieuwste cijfers, gepubliceerd op het Compendium voor de Leefomgeving, laten echter zien dat de afname doorgaat, ook bij de zeldzame soorten. Van de 50 gevolgde soorten nemen er over de hele periode gerekend 25 soorten af en 14 soorten toe in populatieaantal, met in de laatste 10 jaar 31 soorten af- en 9 soorten toenemend.
Stabilisatie vlinders in grasland en bos, verdere afname heidevlinders
De verspreiding van vlinders daalde sterk in alle drie belangrijke vlinderhabitattypen in Nederland: grasland, bos en heide, vooral tot 1980. De verspreiding is daarna gestabiliseerd in grasland en bos, maar de achteruitgang zet zich voort op de heide.
Jaar | Trend grasland (1890 tot 1940 = 100) | Trend grasland (onzekerheidsmarge) (1890 tot 1940 = 100) | Trend bos (1890 tot 1940 = 100) | Trend bos (onzekerheidsmarge) (1890 tot 1940 = 100) | Trend heide (1890 tot 1940 = 100) | Trend heide (onzekerheidsmarge) (1890 tot 1940 = 100) |
---|---|---|---|---|---|---|
1890 tot 1940 | 100,00 | 76,74 - 130,37 | 100,00 | 81,13 - 123,48 | 100,00 | 84,98 - 117,02 |
1940 tot 1961 | 66,19 | 55,17 - 79,07 | 73,20 | 60,71 - 87,89 | 94,75 | 83,29 - 108,03 |
1961 tot 1971 | 43,96 | 35,89 - 54,07 | 57,68 | 46,34 - 71,96 | 85,44 | 73,14 - 99,72 |
1971 tot 1981 | 28,87 | 24,06 - 34,48 | 45,03 | 36,45 - 55,48 | 72,14 | 62,95 - 82,46 |
1981 tot 1991 | 20,75 | 18,36 - 23,34 | 36,56 | 32,01 - 41,93 | 55,74 | 50,52 - 61,09 |
1991 tot 2001 | 16,99 | 14,30 - 20,29 | 32,36 | 27,28 - 38,32 | 38,75 | 33,86 - 44,36 |
2001 tot 2011 | 16,79 | 14,16 - 19,89 | 32,66 | 27,55 - 38,71 | 27,16 | 23,63 - 31,26 |
2011 tot 2018 | 19,34 | 15,19 - 24,79 | 35,58 | 27,55 - 45,88 | 18,76 | 14,92 - 23,63 |
Bron: CBS, De Vlinderstichting |
Een eeuw geleden waren bijna alle graslanden in Nederland rijk aan kruidensoorten. Sindsdien is de landbouwpraktijk geïntensiveerd, waarbij graslandkruiden nauwelijks tot niet meer voorkomen. Een kruidenrijkdom die vergelijkbaar is met de situatie van weleer wordt tegenwoordig alleen nog gevonden in natuurreservaten. De afgelopen jaren is door natuurherstel het areaal halfnatuurlijk graslandgebied iets vergroot, en is lokaal ook een toename van zeldzame vlindersoorten zichtbaar.
Verbeterde omstandigheden bosvlinders
De recente uitbreiding van enkele zeldzame bosvlinders (boswitje, kleine ijsvogelvlinder, grote weerschijnvlinder en keizermantel) geeft aan dat de habitatomstandigheden aan het verbeteren zijn, waarschijnlijk gestimuleerd door klimatologische opwarming in combinatie met toenemende variatie in de bossen. In de loop van de twintigste eeuw is er meer bos bij gekomen. Ook is het aandeel volwassen bos toegenomen, en is er daardoor meer variatie in structuur en samenstelling van de bossen.
Afname heidevlinders blijft doorgaan
De afname in verspreiding van vlindersoorten in heidegebieden tot 2000 was minder sterk dan die voor graslanden en bosgebieden. Specifiek op locaties waar heide na de grote ontginningen bleef bestaan, bleef de stand van de typische vlinders van heide lange tijd stabiel, maar tegenwoordig neemt het aantal heidevlinders overal af. Dit heeft te maken met zowel fragmentatie van het overgebleven heidegebied, als bodemverzuring en eutrofiëring (voedselrijker worden) van de bodem door neerslag van stikstof vanuit de lucht.
Ook afname in andere Europese landen
Ook in andere Europese landen (bijvoorbeeld België, Finland en het Verenigd Koninkrijk) is de vlinderstand sterk gedaald, maar weinig onderzoeken gaan zo ver terug als hier gepresenteerd. In het zuidoosten van Beieren is op een vergelijkbare tijdschaal (1840-2013) eveneens een sterke afname geconstateerd (van de 117 soorten verdwenen er 46 uit de regio). Een vergelijkbare achteruitgang in soortenrijkdom voor vlinders als in Nederland wordt gemeld in België en het Verenigd Koninkrijk voor de periode 1950-2009. Op Europese schaal laat de Europese Rode Lijst met Dagvlinders voor 1998-2008 veel meer afnemende (31 procent) dan toenemende soorten (4 procent) zien. Ongeveer 9 procent van de Europese soorten wordt beschouwd als bedreigd.
Het Landelijk Meetprogramma Vlinders wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV en is onderdeel van het Netwerk Ecologische Monitoring
Bronnen
- Compendium voor de Leefomgeving - Trend van vlinders, 1991-2018
- Jaarverslag vlinders en libellen 2018 – De Vlinderstichting & CBS
Relevante links
- Nieuwsbericht – Voorzichtig herstel vlinderstand
- Compendium voor de Leefomgeving - Vliegperiode vlinders, 1999-2018
- Website - De Vlinderstichting
- Website - Netwerk Ecologische Monitoring