Meeste daklozen hadden al jaren een laag inkomen
Laagopgeleide, niet-westerse, alleenstaande mannen in relatieve armoede
Daklozen in 2016 zijn relatief vaak man (84 procent) en laagopgeleid (65 procent). Het aandeel daklozen met een niet-westerse achtergrond is met 48 procent vijf keer zo hoog als gemiddeld in de bevolking van Nederland. Drie kwart van de daklozen is nooit getrouwd geweest, en bijna de helft (45 procent) verblijft in een van de vier grote steden. Daklozen behoren tot de 9 procent huishoudens met de laagste inkomens in ons land. Zij hebben in 2016 een gemiddeld besteedbaar huishoudensinkomen van nog geen 11 duizend euro. Ruim 8 op de 10 zijn afhankelijk van een uitkering.
Bevolking van Nederland (%) | Daklozen in registraties (%) | |
---|---|---|
Migratieachtergrond | ||
Niet-westerse landen | 9 | 48 |
Overige westerse landen | 6 | 10 |
Nederland | 85 | 42 |
Opleidingsniveau (15 tot 65 jaar) | ||
Hoog | 31 | 4 |
Middelbaar | 41 | 31 |
Laag | 28 | 65 |
Burgerlijke staat | ||
Ongehuwd | 45 | 75 |
Verweduwd | 1 | 0 |
Gescheiden | 9 | 19 |
Gehuwd | 46 | 6 |
Leeftijd op peilmoment | ||
50 tot 65 jaar | 27 | 23 |
30 tot 50 jaar | 51 | 53 |
18 tot 30 jaar | 21 | 24 |
Geslacht | ||
Vrouw | 50 | 16 |
Man | 50 | 84 |
Veel daklozen met psychische problematiek
Opvallend aan de voorgeschiedenis van daklozen is hun zorgachtergrond. Vier op de tien de daklozen in 2016 hadden in de drie jaar voorafgaand aan hun registratie als dakloze een psychisch probleem waarvoor ze aanklopten bij de geestelijke gezondheidszorg (ggz). Zij hadden een indicatie voor langdurige zorg op psychische gronden en/of maakten zorgkosten in verband met psychische problemen.
In 2012 had nog 53 procent van de daklozen een zorgachtergrond. Dit betekent niet noodzakelijkerwijs dat psychische problemen over de jaren afgenomen zijn. Dit kan deels ook te maken hebben met veranderingen in de opzet van de geestelijke gezondheidszorg vanaf 2014. Minder mensen kregen specialistische zorg en een groter aandeel kreeg deze zorg bij de huisarts. Dit zou vooral bij een psychisch kwetsbare populatie zoals de (toekomstige) daklozen kunnen gelden. In de totale bevolking van Nederland is het aandeel met ggz-problematiek over deze periode stabiel; elk jaar heeft een tiende deze problematiek gehad in de drie jaar voorafgaand aan het meetmoment van 1 januari.
Jonger en hoger opgeleid
De daklozen uit 2015 en 2016 wijken op een aantal kenmerken af van de daklozen uit 2009. Recente daklozen zijn gemiddeld iets jonger, vaker alleenstaand en niet-westers, en ze zijn ook sterker geconcentreerd in een van de vier grote steden. De uitkeringsachtergrond van daklozen speelt in 2016 sterker dan in de jaren daarvoor. Dit geldt met name voor middelbaar- en hoogopgeleiden, en kan te maken hebben met de conjunctuur; de sterkste toename is te zien tot 2014, toen ook de economische crisis op zijn einde liep.
Het gemiddelde opleidingsniveau van recente daklozen is wat hoger dan dat van de daklozen van 2009. Het percentage laagopgeleiden is lager dan in 2009, het percentage middelbaaropgeleiden hoger. Door de jaren heen is 4 procent van de daklozen hoogopgeleid.
Hoog (%) | Middelbaar (%) | Laag (%) | |
---|---|---|---|
2009 | 4 | 24 | 72 |
2015 | 4 | 30 | 66 |
2016 | 4 | 31 | 65 |
Meeste daklozen niet dakloos na baanverlies of echtscheiding
De sociaaleconomische positie van de daklozen voordat ze dakloos raakten, is door de jaren heen opvallend stabiel. De meeste daklozen behoorden al langer tot de meest kwetsbare groepen. Ook vijf jaar of tien jaar voor ze dakloos werden, waren zij vaak al in hoge mate uitkeringsafhankelijk. Baanverlies vlak voor dakloosheid kwam niet veel voor, het merendeel van de daklozen had al langere tijd geen baan en was afhankelijk van een uitkering.
In 2016 had ongeveer 20 procent van de daklozen in 2016 als burgerlijke staat ‘gescheiden’, maar bij slechts 4 procent daarvan vond die scheiding plaats in de vijf jaar voordat ze dakloos werden.
Naast de onderzochte kenmerken kunnen er ook andere factoren zijn die maken dat iemand uiteindelijk op straat belandt, zoals het ontbreken van een sociaal vangnet of een opeenstapeling van schulden en betaalachterstanden.
Werkzaam (%) | Ontvanger uitkering sociale voorziening (%) | Ontvanger overige uitkering (%) | Schoolgaand/studerend (%) | Overig zonder inkomen (%) | |
---|---|---|---|---|---|
2009 | 10 | 72 | 9 | 1 | 9 |
2015 | 4 | 83 | 7 | 1 | 6 |
2016 | 5 | 83 | 5 | 1 | 5 |
Bronnen
Relevante links
- Rapport - Inzicht in dakloosheid