Meer gezinsmigranten aan het werk

© ANP
Ruim 40 procent van de gezinsmigranten van 20 jaar of ouder die in 2015 naar Nederland kwamen en na een jaar nog in het land waren, verdiende het voornaamste deel van hun inkomen als werknemer of zelfstandige. In 2004 was dit nog 33 procent. Gezinsmigranten uit EU-landen hebben na een jaar in Nederland vaker werk dan gezinsmigranten van buiten de EU. Dat meldt het CBS.

Van de gezinsmigranten uit EU-landen van 20 jaar of ouder die in 2015 naar Nederland kwamen en na een jaar nog in Nederland waren, had 62 procent arbeid als voornaamste inkomensbron. Voor gezinsmigranten is niet werk, maar trouwen, samenwonen of aansluiten bij een familielid de belangrijkste reden om naar Nederland te komen. Van de groep die in 2004 naar Nederland kwam was na een jaar 53 procent aan het werk. Een deel van die stijging komt voort uit een toename van gezinsmigranten uit de landen die in 2004 en 2007 lid werden van de EU.

Van de gezinsmigranten van 20 jaar en ouder die in 2015 van buiten de EU kwamen had 30 procent na een jaar werk, net als de groep die in 2004 arriveerde. Een deel van de gezinsmigranten van buiten de EU volgt in het spoor van asielzoekers. Deze migranten gaan eerst nog door een inburgeringstraject, waardoor zij een jaar na immigratie minder vaak aan het werk zijn.

Gezinsmigranten (20-plus) met arbeid als voornaamste inkomensbron, 1 jaar na immigratie*
 Niet-EU-landen (%)EU-landen (%)totaal (%)
199931,154,235,5
200031,261,637
200131,459,736,3
200231,557,935,5
200330,254,933,3
200429,55333
200530,451,535,5
200633,556,439,7
200737,354,642
200836,157,442
200932,455,838,9
201031,857,739,6
201132,15939,8
201228,858,738,3
201327,259,737,7
201430,262,240,6
201530,162,240,5
* Nog in Nederland aanwezig 1 jaar na immigratie

Drie op de vier Poolse gezinsmigranten heeft na een jaar werk

Van de Poolse gezinsmigranten van 20 jaar of ouder die in 2015 naar Nederland kwamen en een jaar later nog in Nederland woonden, hadden 3 op de 4 werk. Van de Duitsers en Britten had rond de helft werk, van de Indiërs een kwart. Syrische gezinsmigranten (vaak familie van asielzoekers) waren na een jaar nog nauwelijks aan het werk. Zij moeten eerst een inburgeringstraject volgen en zich de Nederlandse taal eigen maken. Pas daarna kunnen zij zich oriënteren op de Nederlandse arbeidsmarkt. Uit deze vijf landen kwamen in 2015 de grootste groepen gezinsmigranten.

Gezinsmigranten (20-plus) uit 2015, voornaamste inkomensbron, 2016*
 Arbeid (%)Uitkering of pensioen (%)Schoolgaand of student (%)Overige (zonder inkomen) (%)
Polen74,69,10,316
Syrië1,193,30,15,6
Duitsland43,82,211,542,6
India24,20,70,674,5
Verenigd Koninkrijk56,62,93,137,4
* Nog in Nederland aanwezig 1 jaar na immigratie

Helft van de gezinsmigranten komt uit de EU

In de periode 1999–2004 kwam gemiddeld een kwart van de gezinsmigranten uit de EU. Daarna is dit percentage opgelopen tot meer dan 55 in de periode 2012–2015. De uitbreiding van de EU met Midden- en Oost-Europese landen in 2004 en 2007 leidde tot de komst van meer arbeidsmigranten, maar in hun kielzog ook tot meer partners, kinderen en andere familieleden. Mede onder invloed van de oorlog in Syrië is ook de gezinsmigratie van buiten de EU sinds 2012 weer gestegen. In 2016 kwamen er iets meer gezinsmigranten uit landen van buiten de EU dan uit de EU.

Gezinsmigranten naar migratieachtergrond
 Niet-EU-landen (x 1 000)EU-landen (x 1 000)
199925,9859,713
200032,13910,271
200134,12410,233
200233,7929,301
200330,1758,331
200422,9097,799
200517,35911,42
200615,75913,523
200714,03518,132
200818,61421,511
200920,2520,86
201021,02522,261
201120,80624,505
201218,88125,575
201322,23326,337
201422,59128,093
201525,58228,471
201630,39529,803

Gezinshereniging voornaamste migratiereden

Gezinsmigranten vormen al jarenlang de grootste groep niet-Nederlandse migranten die naar Nederland komen. In 2016 immigreerden 60 duizend personen om gezinsredenen (gezinshereniging of gezinsvorming), bijna twee keer zoveel als het aantal arbeids- en asielmigranten (34 duizend elk).

Migratiereden van niet-Nederlandse immigranten, alle leeftijden
 Arbeid (x 1 000)Asiel (x 1 000)Gezin (x 1 000)Studie (x 1 000)
199912,43512,98535,557,205
200014,37514,2842,2559,58
200114,79512,54544,2111,595
200212,588,4642,9912,735
200310,9253,01538,39511,825
200411,211,5630,63511,42
200510,3051,55528,72511,49
200612,791,5729,21512,495
200717,432,87532,10512,955
200823,165,3640,0516,065
200919,687,1341,01517,75
201021,1655,44543,219,73
201123,4555,30545,2320,995
201222,4954,09544,39521,835
201324,455,38548,48520,03
201430,4313,550,60519,135
201531,65525,80553,9521,395
201633,9233,83560,02521,72