Overheidsschuld nu ook onder Europese norm

© ANP
De Nederlandse overheidsfinanciën voldoen voor het eerst sinds 2008 weer aan de Europese normen voor zowel tekort als schuld. De schuld eind 2017 bedroeg 416 miljard euro, oftewel 56,7 procent van het bruto binnenlands product (bbp). In 2016 was dit nog 61,8 procent. Volgens Europese regels moet de schuld van eurolanden beneden de norm van 60 procent van het bbp liggen. Het overheidssaldo kwam in 2017 uit op een overschot van 1,1 procent van het bbp. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers over de overheidsfinanciën in 2017.

De overheidsschuld is in 2017 met 18 miljard euro afgenomen. De schuld nam nog niet eerder in een jaar zo veel af als in 2017. De overheid behaalde een overschot van 8 miljardeuro. Ook dit hoge overschot is uitzonderlijk. Alleen in het jaar 2000 viel er een hoger overschot te noteren.

De schuld als percentage van het bbp daalde van 61,8 procent naar 56,7 procent. Dit is ruim onder de Europese schuldnorm van 60 procent . Voor het laatst voldeed Nederland aan deze norm in 2010. Nederland is evenwel al sinds 2013 uit de buitensporigetekortenprocedure omdat de schuld voldoende afnam. Door de kredietcrisis liep de schuldquote op tot bijna 68 procent in 2014. Daarna werd per saldo op de schuld afgelost.

Niet alleen het overschot droeg in 2017 bij aan de daling van de schuld. Ook de opbrengsten uit de verkoop van aandelen, zoals ABN AMRO en ASR, en de afwikkeling van derivatencontracten leverden de Staat ruim 8 miljard euro op voor schuldaflossing. Dit droeg, net als het overschot, voor ruim 1 procentpunt bij aan de daling van de schuldquote. Ook de toename van het bbp had een groot effect. Hierdoor daalde de schuldquote met bijna 3 procentpunt.

Schuldquote (overheidsschuld in percentage van het bbp)
 Schuldquote (%-bbp)EMU-norm (%-bbp)
199573,560
199671,560
199765,860
199862,760
199958,460
200051,760
200149,160
200248,460
200349,660
200449,860
200549,260
200644,760
200742,760
200854,760
200956,860
201059,360
201161,660
201266,360
201367,860
20146860
201564,660
201661,860
201756,760

Tekort voor lokale overheid

Het saldo van inkomsten en uitgaven van de overheid was met 8 miljard euro uitzonderlijk groot. Dit komt overeen met 1,1 procent van het bbp. Een jaar eerder bedroeg het saldo 0,4 procent van het bbp. Nederland voldoet al sinds 2013 aan de Europese tekortnorm van 3 procent.

Het Rijk en de socialezekerheidsfondsen behaalden in 2017 beide een overschot. Dat is voor het eerst in tien jaar. De lokale overheid liet daarentegen een tekort zien van ruim 1 miljard euro, waar een jaar eerder nog een klein overschot kon worden opgetekend. De Rijksbijdragen aan de lokale overheid bleven achter bij de gestegen uitgaven.

Overheidssaldo
 Overheidssaldo (%-bbp)EMU-norm (%-bbp)
1995-8,6-3
1996-1,7-3
1997-1,3-3
1998-0,9-3
19990,3-3
20001,9-3
2001-0,3-3
2002-2,1-3
2003-3-3
2004-1,7-3
2005-0,3-3
20060,2-3
20070,2-3
20080,2-3
2009-5,4-3
2010-5-3
2011-4,3-3
2012-3,9-3
2013-2,4-3
2014-2,3-3
2015-2,1-3
20160,4-3
20171,1-3

Forse stijging belastingopbrengsten

De verbetering van de overheidsfinanciën in 2017 kwam vooral door de belasting- en premie-opbrengsten. Zij stegen met bijna 13 miljard euro ten opzichte van 2016. De loon- en inkomstenheffing droeg het meest bij aan de stijging van de belastingen en premies. Ook andere belastingopbrengsten stegen in lijn met de groei van de economie. Relatief fors, bijna 30 procent, steeg de belasting op nieuwe auto’s. Niet alleen de toegenomen autoverkopen verklaren deze stijging, maar ook hogere opbrengsten per auto. De belasting- en premiedruk kwam uit op 38,5 procent van het bbp, iets hoger dan in 2016.

Belasting- en premie-opbrengsten
 Loon- en inkomstenbelasting (mld euro)Vennootschapsbelasting (mld euro)BTW (mld euro)Overige (mld euro)Premies werkgevers (mld euro)Premies huishoudens (mld euro)
199523,19,519,820,25,942,6
199622,512,521,322,06,142,7
199720,914,722,923,96,045,8
199821,115,324,526,116,438,0
199921,815,726,929,817,242,9
200023,616,728,831,618,745,9
200124,617,632,534,119,441,9
200229,515,433,533,920,241,5
200329,213,434,833,920,645,3
200427,415,035,836,121,247,2
200531,217,137,039,420,646,0
200635,217,939,940,224,751,1
200740,018,642,940,425,951,1
200840,518,843,241,828,557,7
200947,611,640,138,428,250,6
201048,212,842,739,629,453,4
201146,712,441,639,130,258,2
201244,311,941,737,632,662,2
201344,212,442,440,031,665,8
201445,514,542,745,135,063,6
201551,416,144,943,934,661,8
201650,221,048,645,936,667,7
201761,021,449,848,037,764,6

Uitgaven omhoog

De overheidsuitgaven namen vergeleken met voorgaande jaren sterk toe. Waar de uitgaven in de periode 2010 – 2016 zich tussen de 300 en 307 miljard euro begaven, namen ze in 2017 toe tot 312 miljard euro. Dit is een stijging van bijna 7 miljard euro ten opzichte van een jaar eerder. De afdrachten aan de Europese Unie stegen met 1 miljard euro relatief veel. Dit is een gevolg van een korting over oude jaren die de uitgaven in 2016 fors deden verlagen. Ook de overheidsinvesteringen stegen sterk, met ruim 5 procent. De gereedkoming van het knooppunt A1/A6 had een groot effect op de investeringen. Uitgaven aan uitkeringen en zorg, de grootste uitgavecategorie bij de overheid, stegen met bijna 2 procent. Salarissen en lonen stegen, net als een jaar eerder, met iets meer dan 2 procent. De rente-uitgaven bleven net als voorgaande jaren afnemen. Dat gaf in 2017 een financieel voordeel van ongeveer 0,8 miljard euro.

Inkomsten en uitgaven overheid
 Inkomsten (mld euro)Uitgaven (mld euro)
1995146,8174,7
1996154,1160,0
1997160,9165,5
1998168,2171,7
1999181,7180,3
2000195,6187,1
2001203,9205,6
2002206,7217,0
2003211,4226,7
2004219,6228,6
2005229,5230,9
2006250,5249,3
2007261,6260,4
2008279,8278,4
2009263,9297,5
2010272,6304,1
2011274,4302,0
2012278,8303,9
2013286,5302,0
2014291,2306,2
2015292,7306,8
2016307,8305,2
2017320,0312,0