Minder mbo’ers naar hbo in afgelopen decennium

Bibliotheekbezoekers aan het studeren aan lange tafels in bibliotheek
© Hollandse Hoogte
In 2005 stroomde 42 procent van de gediplomeerden van mbo-4 door naar het hbo. Dit is gedaald tot 35 procent in 2016. Mbo’ers met een niet-westerse migratieachtergrond stromen vaker door naar het hbo dan anderen, maar zijn vervolgens minder succesvol. Bij de doorstroom en het studiesucces spelen naast migratieachtergrond nog veel meer achtergrondkenmerken een rol. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.

Directe doorstroom naar hbo van mbo-4 gediplomeerden
 Totaal (%)
200542
200642
200741
200839
200940
201038
201137
201236
201339
201439
201534
201635

In 2012 werd aangekondigd dat de basisbeurs in 2015 zou worden afgeschaft en vervangen door het leenstelsel. Volgens de Vereniging Hogescholen hebben zich daardoor meer studenten ingeschreven in het hbo, zodat ze nog een basisbeurs konden ontvangen. Daarom was er na 2012 een boeggolf in het aantal ingeschrevenen, met een toename in 2013 en 2014 en een sterke afname in 2015. In 2016 groeide het aantal inschrijvingen weer, maar wel tot iets onder het niveau van 2012. Deze ontwikkeling is ook terug te zien in het aantal doorstromers van het mbo naar het hbo.

Niet-westerse mbo’ers stromen vaker door naar hbo

Mbo’ers met een niet-westerse migratieachtergrond stromen vaker door van mbo-4 naar het hbo dan medestudenten, maar wel minder dan in 2005. Toen stroomde 55 procent van de niet-westerse mbo’ers door naar het hbo en dit is gekrompen tot 45 procent in 2016. Bij niet-westerse mbo’ers van de tweede generatie was de daling het sterkst.

Directe doorstroom naar hbo van mbo-4 gediplomeerden
 Nederlandse achtergrond (%)Westerse achtergrond (%)Niet-westerse achtergrond (%)
2005403855
2006404054
2007393953
2008363953
2009373754
2010353751
2011343751
2012343448
2013363652
2014373750
2015323443
2016343545

Minder studiesucces bij niet-westerse doorstromers

Mbo’ers met een niet-westerse migratieachtergrond die doorstromen naar het hbo hebben vervolgens minder studiesucces dan hun medestudenten. Van de niet-westerse doorstromers die in 2011 met een voltijdse hbo-opleiding begonnen, had 29 procent na vijf jaar een diploma op dit niveau. Van medestudenten met een Nederlandse achtergrond was dit 52 procent. Ook als rekening wordt gehouden met andere achtergrondkenmerken van deze groep, zoals het geslacht, het huishoudensinkomen, de samenstelling van het gezin en het opleidingsniveau van de ouders, blijft een verschil bestaan.

Hbo-diploma 5 jaar na instroom op 1 oktober 2011 vanuit mbo-4 (bol-voltijd)
 Studiesucces (%)
Nederlandse achtergrond52
Westerse migratieachtergrond42
Niet-westerse migratieachtergrond29

Minder studiesucces bij lager huishoudensinkomen

De hierboven genoemde bevindingen komen uit het onderzoek "Toegankelijkheid hoger onderwijs voor mbo’ers" dat het CBS eerder publiceerde. Hieruit blijkt dat mbo’ers uit een gezin met een middeninkomen minder vaak doorstromen naar het hbo en daar minder succesvol zijn dan medestudenten uit een gezin met een hoog huishoudensinkomen. Bij de laagste inkomens is de doorstroom en het studiesucces niet veel lager dan bij de hogere inkomens. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat in de 10 procent laagste inkomens ook zelfstandigen zitten die een jaar weinig verdienen of zelfs een negatief inkomen hebben. Bij de doorstroom speelt daarnaast de aanvullende beurs mogelijk een rol. Studenten van wie de ouders een laag inkomen hebben, kunnen hiervoor in aanmerking komen. Deze beurs wordt een gift als de student binnen tien jaar een diploma behaalt.

Dat mbo’ers uit een gezin met een middeninkomen minder vaak doorstromen naar het hbo en daar minder succesvol zijn, kan te maken hebben met de achtergrondkenmerken van deze studenten. Als hiermee rekening wordt gehouden, blijkt inkomen nog steeds een rol te spelen, maar wel een minder grote. Bij de doorstroom naar het hbo blijkt het onderwijsniveau van de ouders een belangrijke verklaring te zijn voor de verschillen tussen inkomensgroepen. Bij studiesucces op het hbo speelt de (migratie)achtergrond van de jongere hierbij een grotere rol.

Toch blijken alle achtergrondkenmerken van mbo’ers die in het onderzoek zijn meegenomen de onderlinge verschillen maar voor een klein deel te verklaren. Andere factoren die niet zijn meegekomen in het onderzoek en vaak ook moeilijker te meten zijn, zijn kennelijk van meer invloed. Te denken valt bijvoorbeeld aan intelligentie, motivatie, inspirerende docenten en de gekozen opleiding.