Steeds minder routinematig werk
Routinematige taken zijn taken die makkelijk in regels en procedures kunnen worden beschreven en daardoor goed te automatiseren zijn. In 1996 was van alle taken in beroepen gemiddeld 27 procent routinematig, in 2016 was dit 23 procent. Routinematigheid is onder te verdelen in cognitieve taken (bijvoorbeeld berekeningen maken of boekhouden) of handvaardige taken (bijvoorbeeld het besturen of bedienen van machines).
In alle sectoren van de economie heeft niet-routinematig werk de overhand. De mate van routinematigheid verschilt wel per sector. In de nijverheid en energie wordt relatief veel in routinematige beroepen gewerkt. Zo hebben productiemachinebedieners, metaalbewerkers en constructiewerkers grotendeels routinematige handmatige taken. In het onderwijs wordt weinig gewerkt in routinematige beroepen. Zo hebben bijvoorbeeld docenten basisonderwijs veelal niet-routinematige, interactieve taken.
Niet-routinematig | Routinematig | |
---|---|---|
Totaal | 76,6 | 23,4 |
Nijverheid (geen bouw) en energie | 69,6 | 30,4 |
Handel | 71,1 | 28,9 |
Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 71,7 | 28,3 |
Vervoer en opslag | 71,8 | 28,2 |
Verhuur en handel onroerend goed | 72,2 | 27,8 |
Verhuur en overige zakelijke diensten | 73,8 | 26,2 |
Financiële dienstverlening | 74,4 | 25,6 |
Specialistische zakelijke diensten | 74,6 | 25,4 |
Bouwnijverheid | 74,8 | 25,2 |
Cultuur, sport en recreatie | 78,5 | 21,5 |
Overige dienstverlening | 79,9 | 20,1 |
Horeca | 81 | 19 |
Landbouw, bosbouw en visserij | 81,3 | 18,7 |
Informatie en communicatie | 85,8 | 14,2 |
Gezondheids- en welzijnszorg | 86,1 | 13,9 |
Onderwijs | 88,3 | 11,7 |
In onderwijs weinig routinematige taken en hoog beroepsniveau
Het onderwijs en de informatie- en communicatiebranche hebben van alle sectoren het hoogste beroepsniveau. Het niveau van een beroep is bepaald aan de hand van het gemiddelde onderwijsniveau van alle werkenden in een beroepsgroep in 2014.
Beroepen in de nijverheid en energie en de handel zijn zoals gezegd vaker routinematig en kennen een lager dan gemiddeld beroepsniveau. Toch gaan hoge routinematigheid en een laag beroepsniveau niet altijd samen. De financiële en specialistische zakelijke dienstverlening heeft bijvoorbeeld bovengemiddeld beroepsniveau, maar ook een bovengemiddelde routinematigheid.
2016 | |
---|---|
Totaal | 14,2 |
Onderwijs | 16,5 |
Informatie en communicatie | 15,7 |
Specialistische zakelijke diensten | 15,7 |
Financiële dienstverlening | 15,5 |
Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 15,1 |
Gezondheids- en welzijnszorg | 15 |
Verhuur en handel onroerend goed | 14,5 |
Overige dienstverlening | 14,5 |
Cultuur, sport en recreatie | 14,1 |
Nijverheid (geen bouw) en energie | 13,3 |
Handel | 13,2 |
Verhuur en overige zakelijke diensten | 13,2 |
Vervoer en opslag | 12,9 |
Bouwnijverheid | 12,8 |
Landbouw, bosbouw en visserij | 12,6 |
Horeca | 12,5 |
Steeds minder routinematig en hoger niveau
Het aandeel routinematige beroepen is sinds 1996 afgenomen. In 1996 was van alle taken in beroepen gemiddeld 27 procent routinematig. In 2016 ging het nog om 23 procent.
Het beroepsniveau is in dezelfde periode juist gestegen. In 1996 bedroeg het gemiddelde beroepsniveau 13,7 jaar aan scholing, en in 2016 is dit met ongeveer 4 procent toegenomen tot 14,3 jaar.
1996 | 2016 | |
---|---|---|
Routinematigheid (procent) | 27,1 | 23,4 |
Beroepsniveau (opleidingsjaren) | 13,7 | 14,2 |