1 op 10 havo-jongens blijft zitten
De afgelopen jaren werd de groep zittenblijvers in de havo naar verhouding kleiner. In 2011 deed nog 11,3 procent van de jongens en 9,3 procent van de meisjes in havo 3 tot en met 5 een jaar over. Het verschil tussen jongens en meisjes bleef vrijwel gelijk.
Jongens | Meisjes | |
---|---|---|
2011 | 11,3 | 9,3 |
2012 | 11 | 8,6 |
2013 | 10,6 | 8,1 |
2014 | 10,1 | 7,5 |
2015 | 9,8 | 7,7 |
2016 | 9,9 | 7,7 |
Jongens blijven in aanloop naar examenjaar meer zitten
In de leerjaren vóór het eindexamenjaar blijven jongens vaker zitten dan meisjes. In 2016 bleef 7,4 procent van de jongens in havo 3 zitten, tegen 4,7 procent van de meisjes. Havo 4 kent de meeste zittenblijvers: 15,3 procent van de jongens en 11,6 procent van de meisjes. Ook in het vmbo en het vwo bleven vooral meer jongens zitten in de klassen voorafgaand aan het examenjaar, vanaf de derde klas.
In het examenjaar van vmbo, havo en vwo is het aandeel jongens en meisjes dat blijft zitten ongeveer gelijk. Naar verhouding zakken zelfs iets meer meisjes dan jongens voor het examen op de havo en het vwo. Meisjes vertrekken daarna vaker dan jongens naar de vavo (voortgezet algemeen volwassenenonderwijs) om daar alsnog het diploma te halen.
Jongens | Meisjes | |
---|---|---|
Havo 3 | 7,4 | 4,7 |
Havo 4 | 15,3 | 11,6 |
Havo 5 | 6 | 6,1 |
Minder zittenblijvers op alle schoolniveaus
Na de brugfase is de groep zittenblijvers op de havo (leerjaren 3-5) het hoogst vergeleken met het vmbo (leerjaren 3-4) en het vwo (leerjaren 3-6). Van de vmbo’ers in deze klassen bleef 4,2 procent zitten in 2016, van de vwo’ers 4,6 procent. In al deze onderwijssoorten is het percentage zittenblijvers in de periode vanaf 2011 gedaald, maar het meest op de havo.
Vmbo 3-4 | Havo 3-5 | Vwo 3-6 | |
---|---|---|---|
2011 | 4,75 | 10,27 | 5 |
2012 | 5,37 | 9,76 | 4,86 |
2013 | 5,11 | 9,3 | 4,42 |
2014 | 4,66 | 8,75 | 4,43 |
2015 | 4,33 | 8,72 | 4,15 |
2016 | 4,25 | 8,75 | 4,56 |
Een derde van de gezakte havisten naar de vavo
Havo-jongeren die het jaar niet halen, hebben naast zittenblijven de optie over te stappen naar vmbo of mbo. Vwo’ers die het jaar niet halen, kunnen de stap naar de havo maken. Leerlingen van vmbo-gt, havo en vwo gaan daarnaast naar de vavo, vooral nadat ze zijn gezakt voor hun examen.
Ook als hiermee rekening wordt gehouden, blijft de groep die het jaar niet haalt het grootst bij de havisten. In 2016 vervolgde 2,1 procent van de leerlingen uit havo 3-5 de opleiding op het vmbo, naast de 8,7 procent zittenblijvers. Zo’n 3,6 procent ging naar het mbo en 2,2 procent naar de vavo. Van de leerlingen die zakten voor hun havo-examen, ging ongeveer een derde naar de vavo.
Bronnen
- StatLine - Vertraging op het voortgezet onderwijs
- StatLine - Doorstroom en uitstroom op het voortgezet onderwijs