Weidegang
CBS
In het verleden werden beweidingsgegevens via de landbouwtelling primair verzameld ten behoeve van emissieberekeningen. Daarnaast publiceert het CBS sinds 1997 gegevens over weidegang. De gegevensverzameling is niet bedoeld voor monitoring van de weidegang conform de definities in het convenant weidegang. De gegevens over weidegang worden verzameld via de jaarlijkse Gecombineerde Opgave (GO) die alle melkveehouders ieder jaar moeten invullen tussen 1 april en 15 mei. In de GO wordt melkveehouders gevraagd naar weidegang op hun bedrijf in het afgelopen jaar. In de GO van 2017 is dus gevraagd naar de weidegang in 2015).
In de GO wordt jaarlijks gevraagd naar weidegang van melkkoeien en periodiek naar weidegang van jongvee.
NZO/DZK
De beweidingsgegevens worden verzameld in het kader van de afgesproken doelstelling voor weidegang binnen het weidegang convenant. De bij de NZO aangesloten leden verzamelen van hun melkveehouders de beweidingsgegevens. De gegevens worden verzameld en gerapporteerd door ZuivelNL. De cijfers zijn gebaseerd op de geborgde gegevens van veertien zuivelondernemingen die de melk verwerken van melkveebedrijven in Nederland. Gezamenlijk verwerken zij ruim 98% van alle melk in Nederland. De registratie van deze gegevens is gebaseerd op verklaringen van de melkveehouders en wordt gecontroleerd door de zuivelondernemingen en via externe borging.
Voor de monitoring worden melkveebedrijven ingedeeld in drie categorieën:
1. Weidegang volgens definitie Stichting Weidegang
Melkveebedrijven waarbij de beweiding voldoet aan de criteria voor weidemelk die gehanteerd wordt door de Stichting Weidegang. Op deze bedrijven weiden de melkgevende koeien gedurende minimaal 120 dagen per jaar ten minste 6 uur per dag. Vanaf 2016 hoort hier ook de variant 720/120 bij, waarbij melkkoeien minimaal 720 uur per jaar en minimaal 120 dagen per jaar worden beweid.
2. Overige vorm weidegang
Melkveebedrijven waar gedurende ten minste 120 dagen per jaar minimaal 25% van het rundvee weidt op een weide met voldoende grasaanbod zodat de dieren voortdurend hun natuurlijk graasgedrag kunnen uitoefenen.
3. Geen weidegang
Melkveebedrijven die niet voldoen aan de definities zoals hierboven bij 1 en 2 geformuleerd.
Het totaal percentage bedrijven dat weidegang toepast is de som van categorieën 1 en 2.