Motief tweede baan anders bij zelfstandige en werknemer
Erratum:
De tekst in de laatste alinea onder de tussenkop ‘Werkenden in de cultuur, sport en recreatiesector hebben het vaakst een combibaan’ en de bijbehorende figuur ‘Werkenden met twee banen naar bedrijfssector, 2016’ zijn op 28 september aangepast. De percentages waren niet correct berekend. In de figuur is hierdoor de volgorde van de bedrijfstakken gewijzigd.
De originele - foutieve - versie is hier te vinden.
Werkenden met tweede baan | Werknemer-werknemer | Werknemer-zelfstandige | |
---|---|---|---|
2006 | 476 | 297 | 179 |
2007 | 534 | 333 | 201 |
2008 | 559 | 346 | 213 |
2009 | 559 | 349 | 210 |
2010 | 546 | 337 | 209 |
2011 | 534 | 322 | 212 |
2012 | 546 | 329 | 217 |
2013 | 593 | 357 | 236 |
2014 | 588 | 345 | 243 |
2015 | 611 | 356 | 255 |
2016 | 598 | 347 | 251 |
Het aantal mensen met twee banen bleef daarmee vrij constant in vergelijking met eerdere jaren. Verder terugkijkend zijn de verschillen groter. Zo hadden in 2006 nog minder dan 500 duizend personen twee banen, van wie bijna 60 procent in beide gevallen als werknemer. De groep werknemers-zelfstandigen was met ruim 40 procent wat kleiner. Toch is deze laatste groep in tien jaar naar verhouding harder gegroeid. Bij de groep werknemers-zelfstandigen gaat het hoofdzakelijk om personen die loondienst combineren met werken als zzp’er (91 procent).
Financieel rondkomen belangrijkste motief bij combibaan in loondienst
Het belangrijkste motief voor het combineren van banen verschilt voor de personen die dubbel in loondienst werken en degenen die zowel werknemer als zelfstandige zijn. Die eerste groep gaf het vaakst aan meer uren te maken om financieel rond te kunnen komen. Bij de werknemers-zelfstandigen was de voornaamste overweging dat ze zich op meerdere gebieden konden ontwikkelen en meer afwisseling hadden in werkzaamheden en contracten. De noodzaak om financieel rond te komen werd aanzienlijk minder vaak genoemd.
Werknemer-werknemer | Werknemer-zelfstandige | |
---|---|---|
De afwisseling in werkzaamheden of contracten | 15,2 | 23,9 |
Meer uren kunnen maken om financieel rond te kunnen komen | 24,9 | 12,5 |
Geld verdienen voor iets extra's | 20,7 | 13 |
Mezelf kunnen ontwikkelen op meerdere gebieden | 18,7 | 23,6 |
Op de lange termijn aan het werk kunnen blijven | 3,6 | 5,7 |
Om de zekerheid van inkomen (uit loondienst) te behouden | 5,6 | 10,7 |
Anders | 11,4 | 10,7 |
Fors meer gewerkte uren bij combinatie werknemer-zelfstandige
Personen die twee werknemersbanen combineerden werkten in 2016 gemiddeld 29 uur per week. Dat is iets minder dan werknemers met één baan, die gemiddeld 30 uur per week werkten. Degenen die een baan in loondienst combineerden met een baan als zelfstandige werkten met gemiddeld 38 uur per week fors meer uren dan werknemers, maar ongeveer evenveel als zelfstandigen met een enkele baan.
Gemiddelde arbeidsduur per week | |
---|---|
Werknemer-werknemer | 29 |
Werknemer-zelfstandige | 38 |
Werknemer met één baan | 30 |
Zelfstandige met één baan | 38 |
Vrouwen, jongeren en hoger opgeleiden hebben vaker tweede baan
Vrouwen hadden in 2016 met ruim 8 procent vaker een tweede baan dan mannen, bij wie dat iets meer dan 6 procent was. Ook hadden zij vaker een combibaan als werknemer-werknemer, terwijl het aandeel dat zowel werknemer als zelfstandige was niet verschilde tussen mannen en vrouwen.
Wat betreft leeftijd kan worden geconstateerd dat naar verhouding meer jongeren een tweede baan hadden dan mensen uit de oudere leeftijdsgroepen. Bij de 15- tot 25-jarigen was dit in 2016 ruim 11 procent, bij de 55- tot 65-jarigen bijna 6 procent. Daarbij werkten jongeren met een tweede baan minder vaak als zelfstandige dan degenen uit de oudere leeftijdsgroepen.
Hoogopgeleiden hadden tevens vaker een combibaan dan laag en middelbaar opgeleiden. Hierbij was vooral de groep die een baan in loondienst combineerde met zelfstandig ondernemerschap wat hoger.
Werknemer-zelfstandige | Werknemer-werknemer | |
---|---|---|
Geslacht | ||
Man | 3 | 3,1 |
Vrouw | 3 | 5,3 |
Leeftijd | ||
15 tot 25 jaar | 2,3 | 9 |
25 tot 35 jaar | 3,5 | 4,3 |
35 tot 45 jaar | 3,2 | 2,7 |
45 tot 55 jaar | 3 | 3,3 |
55 tot 65 jaar | 2,8 | 2,7 |
65 tot 75 jaar | 2,1 | 2,7 |
Leeftijd | ||
Laag | 1,5 | 4,1 |
Middelbaar | 2,6 | 4,4 |
Hoog | 4,4 | 3,9 |
Werkenden in de cultuur, sport en recreatiesector hebben het vaakst een combibaan
Personen die werken in de cultuur-, sport- en recreatiesector hadden in 2016 naar verhouding het vaakst een tweede baan (ruim 14 procent). Daarna komen personen die werken in de onderwijssector (ruim 10 procent) en de verhuur- en overige zakelijke dienstensector (10 procent). In de bouw (3 procent) en de financiële dienstverlening (bijna 4 procent) werkten de minste mensen met twee banen.
Percentage werkenden met tweede baan | |
---|---|
Cultuur, sport en recreatie | 14,3 |
Onderwijs | 10,4 |
Verhuur en overige zakelijke diensten | 10,1 |
Gezondheids- en welzijnszorg | 9,1 |
Horeca | 8,7 |
Overige dienstverlening | 7,5 |
Landbouw, bosbouw en visserij | 7,5 |
Delfstoffenwinning | 6,9 |
Openbaar bestuur | 6,6 |
Vervoer en opslag | 6,4 |
Informatie en communicatie | 5,9 |
Handel | 5,7 |
Zakelijke dienstverlening | 5,4 |
Verhuur en handel in onroerend goed | 4,8 |
Waterbedrijven en afvalbeheer | 4 |
Industrie | 3,9 |
Energievoorziening | 3,7 |
Financiële dienstverlening | 3,6 |
Bouwnijverheid | 2,9 |
De gegevens in dit bericht over de belangrijkste reden om twee banen te hebben zijn ontleend aan de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) van CBS en TNO. De overige gegevens zijn afkomstig uit de Enquête Beroepsbevolking van het CBS.
Bronnen
- StatLine - StatLine - Werknemers; combibanen
- ST-artikel - Werkzaam als werknemer en als zzp'er
- Maatwerk - Werkzame beroepsbevolking en combibanen, 2005-2016