Minder vwo’ers naar het hbo
Naar hbo | Naar wo | |
---|---|---|
2004 | 15,3 | 70,5 |
2005 | 14,5 | 71,3 |
2006 | 13,6 | 71,7 |
2007 | 13,4 | 71,4 |
2008 | 12,7 | 70,8 |
2009 | 13,3 | 70,9 |
2010 | 12,5 | 71,6 |
2011 | 11,7 | 70,6 |
2012 | 11,1 | 70,7 |
2013 | 12,3 | 76,1 |
2014 | 11 | 80,1 |
2015 | 9,8 | 74,7 |
2016 | 8,6 | 74,8 |
Het aantal vwo’ers dat direct doorstroomt naar de universiteit is over de lange termijn gegroeid. In 2016 ging 74,8 procent van de vwo-gediplomeerden direct door naar de universiteit. In de periode 2004–2012 schommelde dit percentage rond 71.
In de jaren 2013 en 2014 gingen meer geslaagden dan in de jaren daarvoor direct van het vwo naar de universiteit. Dat hangt samen met de invoering van het leenstelsel. Studenten die voor 2015 begonnen in het hoger onderwijs vielen nog niet onder het nieuwe leenstelsel en kwamen nog in aanmerking voor een basisbeurs. Het loonde dus om direct na het behalen van een vwo-diploma te gaan studeren.
Vwo’er met niet-westerse achtergrond vaker naar universiteit
Vwo’ers met een niet-westerse migratieachtergrond stromen minder dan gemiddeld door naar het hbo en kiezen vaker voor een universitaire opleiding. In 2016 ging 3,5 procent van de vwo-gediplomeerden met een niet-westerse achtergrond naar het hbo, tegen 9,3 procent van de vwo’ers met een Nederlandse achtergrond. Van de vwo’ers met een niet-westerse achtergrond ging 82,0 procent direct van het vwo naar de universiteit, van de vwo-gediplomeerden met een Nederlandse achtergrond was dit 74,4 procent. Deze verschillen zijn in de afgelopen jaren kleiner geworden.
Nederlandse achtergrond | Niet-westerse migratieachtergrond | |
---|---|---|
2004 | 16,6 | 6,1 |
2005 | 15,5 | 6,2 |
2006 | 14,8 | 5,2 |
2007 | 14,6 | 4,6 |
2008 | 13,8 | 4,8 |
2009 | 14,4 | 5,2 |
2010 | 13,6 | 3,9 |
2011 | 12,7 | 3,9 |
2012 | 12,1 | 4 |
2013 | 13,3 | 4,8 |
2014 | 12 | 3,6 |
2015 | 10,7 | 3,8 |
2016 | 9,3 | 3,5 |
Vooral vrouwelijke vwo’ers minder vaak naar hbo
De stap van het vwo naar het hbo wordt het meest gemaakt door vrouwen, maar het verschil met mannen wordt wel kleiner. In 2004 begon 18,2 procent van de vrouwen met een pas behaald vwo-diploma aan een hbo-opleiding, tegen 11,8 procent van de mannen. In 2016 maakten 10,0 procent van de vrouwen en 6,9 procent van de mannen deze keuze. Hbo-studies in richtingen die niet worden aangeboden op de universiteit, zoals fysiotherapie of verloskunde, worden vaker door vrouwen dan door mannen gevolgd.
Vrouwen | Mannen | |
---|---|---|
2004 | 18,2 | 11,8 |
2005 | 17,2 | 11,3 |
2006 | 16,6 | 10 |
2007 | 15,4 | 11 |
2008 | 14,8 | 10,2 |
2009 | 15,5 | 10,6 |
2010 | 14,8 | 9,6 |
2011 | 14 | 9 |
2012 | 13,5 | 8,4 |
2013 | 14,8 | 9,3 |
2014 | 13 | 8,8 |
2015 | 11,7 | 7,8 |
2016 | 10 | 6,9 |
Vrouwen met een Nederlandse achtergrond kiezen vaker dan mannen voor het hbo na het halen van hun vwo-diploma. Bij vwo’ers met een niet-westerse achtergrond is dit ook zichtbaar, maar het verschil in hbo-deelname tussen vrouwen en mannen is kleiner dan tussen vrouwen en mannen met een Nederlandse achtergrond. Van de mannen met een Nederlandse achtergrond stroomt 7,4 procent van de vwo’ers door naar het hbo, van de vrouwen 10,9 procent. Bij mensen met een niet-westerse migratieachtergrond gaat het om 2,7 procent van de mannen en 4,2 procent van de vrouwen.