Sociaal en institutioneel vertrouwen

Het sociaal vertrouwen refereert aan het vertrouwen in anderen. Sociaal vertrouwen is geoperationaliseerd met de vraag: ‘Vindt u dat over het algemeen de meeste mensen wel te vertrouwen zijn of vindt u dat men niet voorzichtig genoeg kan zijn in de omgang met anderen?’ De antwoordcategorieën waren: ‘wel te vertrouwen’ en ‘je kunt niet voorzichtig genoeg zijn’.
Het institutioneel vertrouwen heeft betrekking op een aantal maatschappelijke en politieke instituten, instellingen, en organisaties. De vraag waarmee het institutioneel vertrouwen is geoperationaliseerd luidde: ‘Dan nu enkele vragen over uw vertrouwen in diverse organisaties en hun functioneren. Wilt u voor elk van de volgende instellingen aangeven hoeveel vertrouwen u hierin heeft? Kerken, leger, rechters, pers, politie, Tweede kamer, ambtenaren, banken, grote bedrijven en de Europese Unie. Met als antwoord categorieën: ‘heel veel vertrouwen’, ‘tamelijk veel vertrouwen’, ‘niet zo veel vertrouwen‘ en ‘helemaal geen vertrouwen’. De categorieën ‘heel veel vertrouwen’ en ‘tamelijk veel vertrouwen’ zijn samengevoegd, alsook de categorieën ‘niet zo veel vertrouwen’ en ‘helemaal geen vertrouwen’.