Afzetcijfers gewasbeschermingsmiddelen vergeleken met andere bronnen
In 2017 publiceert het CBS voor het eerst gegevens over de jaarlijkse afzet van gewasbeschermings¬middelen in Nederland. Deze cijfers geven een beeld van de verkoop van chemische middelen voor gebruik in de landbouw en door overheid, bedrijven en huishoudens.
De tabel onderscheidt middelen voor de bestrijding van schimmels en bacteriën, slakken, insecten en mijten, en onkruiden; voor loofdoding, plantengroeiregulatie en kiemremming; en voor andere gewasbescherming. De afzetcijfers gaan niet over de toepassing van microbiologische stoffen, zoals Bacillus thuringiensis.
De uitkomsten van deze nieuwe statistiek wijken om verschillende redenen af van twee andere statistieken over gewasbeschermingsmiddelen: de verbruikscijfers van het CBS en de afzetcijfers van de Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie (Nefyto), de brancheorganisatie van de agrochemische industrie. Op die verschillen gaan we hier iets dieper in.
Verbruikscijfers CBS
Het CBS publiceert al langer over het verbruik van gewasbeschermingsmiddelen. Deze gegevens worden om de vier jaar via een vragenlijst onder landbouwers verzameld. De cijfers over afzet zijn ongeveer twee keer zo hoog als die over verbruik. Dat komt omdat de afzet wel volledig wordt waargenomen, maar een deel van het verbruik niet.• Niet alle gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen ontvangen een vragenlijst, maar alleen landbouwbedrijven. Overheid, bedrijfsleven en particulieren niet. Het gaat dan bijvoorbeeld om onkruidbestrijding op recreatie- en bedrijventerreinen en door particuliere grootgrondbezitters.
• Ook wordt alleen van de zestig meest verbouwde gewassen gevraagd op welke wijze het gewas beschermd wordt. Samen maken zij ongeveer 45 procent van alle landbouwgrond uit. Het onderzoek richt zich echter niet op de gewasbescherming op grasland. Hoewel het gebruik van bestrijdingsmiddelen op grasland per hectare veel lager ligt dan bij andere gewassen, maakt grasland ongeveer de helft uit van alle landbouwgrond. Daardoor gaat alles bij elkaar het toch om aanzienlijke hoeveelheden. Cijfers over gewasmiddelengebruik op grasland zijn beschikbaar bij Economic Research Wageningen Universiteit (LEI).
• Ook de werkzame stof horend bij natte grondontsmetting (metam-natrium) is niet in de vragenlijst opgenomen, omdat dit al op een andere manier door de overheid wordt waargenomen. CBS heeft geen beschikking over de uitkomsten hiervan. Opname in het CBS-onderzoek als ander gewasbeschermingsmiddel zou de administratieve lastendruk voor landbouwbedrijven onnodig verhogen.
• Ook gaan er middelen verloren door voorraadvorming en verspilling of ze worden gebruikt voor andere doeleinden, zoals de bestrijding van ongedierte. Het CBS beschrijft uitsluitend het geregistreerde verbruik van de gewasbeschermingsmiddelen.
Deze factoren zijn niet voldoende om het hele verschil tussen afzet en verbruik te verklaren. Daarvoor is nader onderzoek nodig.
Verschillen in indeling van de middelen
Voor de indeling van de gewasbeschermingsmiddelen wordt in de nieuwe tabel met afzetcijfers gebruik gemaakt van een indeling van soorten middelen, gebaseerd op de recentste internationale afspraken. Bij de tabel over verbruik wordt nog een oudere indeling gehanteerd. Deze zal met het beschikbaar komen van de cijfers over 2016 worden aangepast. Tot die tijd zijn de productgroepen in beide tabellen niet altijd een-op-een vergelijkbaar.
Afzetcijfers Nefyto en NVWA
Nefyto publiceert jaarlijks over de afzet van gewasbeschermingsmiddelen door haar leden. Deze cijfers omvatten ongeveer 90 procent van alle afzet in Nederland. De gegevens over de afzet van bedrijven die geen lid zijn van de Nefyto worden met behulp van vragenlijsten aangevuld door de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA). Die levert de totale afzet , dus inclusief die van Nefytobedrijven, aan het CBS. Het CBS levert deze informatie dan weer door aan het Europese statistische bureau.De CBS-afzetcijfers zijn nagenoeg dezelfde als die worden gepubliceerd door de NVWA. De middelen worden echter ingedeeld in hoofdgroepen volgens internationale afspraken.