Verhoogde predatiedruk door een interactie van factoren
Recente studies naar de broedecologie bij grutto’s hebben uitgewezen dat de uitkomstpercentages in de weinige, nu nog resterende kruidenrijke weilanden vergelijkbaar zijn met de uitkomstpercentages in het begin van de jaren tachtig, toen er minder predatoren in de weidegebieden voorkwamen. Deze voor boerenlandvogels hoogwaardige weilanden waar weidevogels ook heden ten dage veilig kunnen opgroeien, zijn in de laatste tientallen jaren sterk in areaal afgenomen en vervangen door intensief bemaaide weilanden. De predatoren lijken vooral te profiteren van deze weilanden, waar ze in de eenvormige grasmat de nesten eenvoudiger kunnen vinden. Ook zijn door de schaalvergroting en betere ontwatering de gebieden veel beter toegankelijk geworden voor vossen, marterachtigen en anderen. Naast een lager percentage uitgekomen eieren is ook de kans dat een kuiken op intensief grasland opgroeit en overleeft een stuk kleiner, doordat zij daar minder goed groeien door voedselgebrek. Door de relatief slechte conditie lopen deze kuikens een groter risico om gepredeerd te worden. Er is dus een interactie tussen de effecten van de intensieve landbouw en de aanwezigheid van predatoren. Er kan daarom gesteld worden dat een verhoogde predatiedruk mede het resultaat is van de reeds bestaande negatieve effecten van de moderne landbouw, en deze verergert.
Terug naar artikel