55-plussers minder snel aan de slag dan jongere groepen
Elk kwartaal meet het CBS hoeveel mensen die werkloos waren een baan hebben gevonden (baanvinders) en hoeveel werkenden er werkloos zijn geworden (baanverliezers). In 2016 had 7 procent van de werkloze 55-plussers een kwartaal later een baan. Dat is meer dan in de jaren daarvoor, maar het aandeel blijft achter bij dat in de jongere groepen.
Van de werkloze 55-plussers zijn er naar verhouding veel langdurig werkloos. In 2016 hadden bijna zeven op de tien meer dan een jaar geen werk. Ter vergelijking: onder 15- tot 35-jarigen waren dat er bijna twee op de tien en onder 35- tot 55-jarigen bijna vijf op de tien.
Werklozen van 15 tot 35 jaar vonden in 2016 het vaakst binnen drie maanden werk, één op de drie. Bij 35-tot 55-jarigen was dit bijna een op de vijf.
Baanverlies afgenomen
In 2016 waren er bijna 8,4 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar met werk. Daarvan werden er door het jaar heen gemiddeld 90 duizend van het ene kwartaal op het andere werkloos.
Dat kwam het vaakst voor onder 15- tot 35-jarigen, waar gemiddeld 1,7 procent zijn baan verloor. Zowel bij 35- tot 55-jarigen als bij 55-plussers ligt dit percentage ongeveer de helft lager. Na 2008 werd zowel jong als oud getroffen door meer baanverlies, sinds 2014 neemt dit voor beide groepen weer af.
Meer 55-plussers onder werklozen
Een steeds groter deel van de werklozen bestaat uit mensen van 55 tot 75 jaar. In tien jaar tijd is dit aandeel vrijwel verdubbeld. In 2006 waren er 48 duizend werklozen in deze leeftijdsgroep. Toen was nog ruim 10 procent van de werklozen ouder dan 55 jaar. In 2016 was dit 22 procent, 117 duizend van de 538 duizend werklozen.
Het CBS publiceert elke maand over de nieuwste werkloosheidscijfers.