Jonge asielmigranten vaker naar vwo/havo dan andere niet-westerse migranten

© Hollandse Hoogte
Van de jonge asielmigranten die tussen 1995 en 1999 bij een gemeente zijn ingeschreven, zat 39 procent in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs in de havo of het vwo. Bij migranten met een niet-westerse achtergrond die om andere redenen in dezelfde periode naar Nederland kwamen was dit gemiddeld 32 procent en bij kinderen met een Nederlandse achtergrond 47 procent. Dat meldt het CBS op basis van onderzoek in opdracht van het WODC. Het onderzoek is gebaseerd op een integrale waarneming en maakt onderdeel uit van een bredere studie naar asielmigranten uit de periode 1995–1999 die het WODC vandaag publiceert. Dit onderzoek laat verschillen in onderwijsprestaties van groepen zien, maar op grond van dit onderzoek kan niet worden vastgesteld wat deze verschillen verklaart.

Het CBS volgde ruim 53 duizend jonge asielmigranten uit de jaren ’90. Zij waren bij hun inschrijving in Nederland in de periode 1995-1999 jonger dan 18 jaar of werden in Nederland geboren als kinderen van asielmigranten uit deze periode. Ze woonden tot en met 2013 onafgebroken in Nederland. De 10 duizend asielmigranten van Afghaanse herkomst vormden onder hen de grootste groep, gevolgd door 9,6 duizend Irakezen en bijna 7 duizend personen uit het voormalige Joegoslavië.

Hun onderwijsprestaties en –keuzes zijn onder meer vergeleken met die van personen met een Nederlandse achtergrond en met die van 139 duizend leeftijdsgenoten met een niet-westerse achtergrond die in dezelfde periode, maar om andere redenen, naar Nederland kwamen. Dat zijn vooral Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse (kinderen van) arbeidsmigranten en personen die migreerden in het kader van gezinshereniging.

Verschillen tussen jonge asielmigranten en niet-westerse leeftijdsgenoten die om een andere reden naar Nederland zijn gemigreerd waren op verschillende momenten in hun schoolloopbaan te zien. De asielmigranten haalden gemiddeld hogere scores op de Cito-toets, kregen hogere adviezen voor voortgezet onderwijs, en volgden in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs vaker havo of vwo.

Onderwijspositie in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs
 havo/vwovmbo-gtvmbo-bk
Asielmigranten
(1995-1999)
39,227,833
Niet-westerse niet-asielmigranten
(1995-1999)
31,826,641,6
Nederlandse achtergrond47,426,226,4

Daarnaast gingen jonge asielmigranten minder vaak naar het speciaal basisonderwijs en het praktijkonderwijs en kregen ze minder vaak een indicatie voor leerwegondersteunend onderwijs in het vmbo. Jonge asielmigranten gingen relatief wel iets vaker naar een speciale school voor kinderen met een lichamelijke, zintuigelijke of verstandelijke beperking, of naar een school voor kinderen met (ernstige) gedragsproblemen.

Langer naar school

Op 21-jarige leeftijd volgden asielmigranten vaker nog onderwijs dan niet-westerse migranten die om andere redenen naar Nederland waren gekomen (en hun nakomelingen), maar ook vaker dan jongeren met een Nederlandse achtergrond. Ten opzichte van de andere groepen migranten gingen asielmigranten op die leeftijd relatief vaak naar het hbo en de universiteit. Vergeleken met jongeren met een Nederlandse achtergrond volgden zij vaker middelbaar beroepsonderwijs.

De verschillen tussen de migranten en jongeren met een Nederlandse achtergrond waren het kleinst voor de asielmigranten die bij inschrijving in Nederland nog geen 6 jaar oud waren of kinderen waren van asielmigranten die in Nederland zijn geboren. Hoewel zij langer doen over hun opleiding is het mogelijk dat zij op termijn een vergelijkbaar onderwijsniveau halen als leerlingen met een Nederlandse achtergrond.

Afghaanse en Iraanse asielmigranten relatief vaakst naar havo of vwo

Van de asielmigranten gingen scholieren met een Afghaanse en Iraanse achtergrond relatief het vaakst naar de havo of het vwo . Zij deden gedurende hun schoolcarrière nauwelijks onder voor medescholieren met een Nederlandse achtergrond. Scholieren met een Somalische achtergrond en uit andere Afrikaanse landen van onder de Sahara gingen relatief het vaakst naar het vmbo.

Onderwijspositie in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs, naar land van herkomst
 havo/vwovmbo-gtvmbo-bk
Somalië2029,250,8
Sub-Sahara (excl. Somalië)27,128,344,6
Overig36,626,936,5
Irak37,128,634,3
Voormalig Joegoslavië37,926,735,4
Iran45,629,325,1
Afghanistan47,627,824,6

Migranten kiezen relatief vaak voor economische opleiding

Hoewel de onderwijsprestaties van asielmigranten afweken van die van migranten met een niet-westerse achtergrond die om andere redenen migreerden, maakten beide groepen inhoudelijk wel vergelijkbare keuzes in het onderwijs. Migranten in het mbo kozen vaker voor economie dan jongeren met een Nederlandse achtergrond. Bij de jongens ging dat vooral ten koste van techniek en bij de meiden ten koste van zorg en welzijn.