Subjectieve isolatie en eenzaamheid

Het vaststellen van subjectieve sociale isolatie is gedaan met de volgende zes stellingen uit de UCLA Loneliness Scale (De Jong Gierveld en Van Tilburg, 1991):

 

1. Er zijn mensen die me echt begrijpen.

2. Mijn contacten zijn oppervlakkig.

3. Er zijn mensen bij wie ik terecht kan.

4. Ik maak deel uit van een groep vrienden.

5. Ik voel me van andere mensen geïsoleerd.

6. Er zijn mensen met wie ik goed kan praten.

 

De antwoordcategorieën zijn  ‘ja’, ‘soms’ en ‘nee’. Een ‘ja’ levert 0 punten, een ’soms’ 1 punt, en een ‘nee’ 2 punten voor de stellingen 1, 3, 4 en6. Bij de stellingen 2 en 5 levert een ‘ja’ 2 punten en een ‘nee’ 0 punten.


Tot de subjectief geïsoleerden wordt iedereen gerekend die op al deze aspecten een gebrek ervaart. Concreet zijn dat degenen die ‘soms’ of ‘nee’ antwoordden op stellingen 1, 3, 4 en 6, of die ‘soms’ of ‘ja’ antwoordden op stellingen 2 en 5.

Iemand wordt eenzaam genoemd bij een score van 7 of hoger op bovenstaande zes stellingen . Mensen worden als eenzaam geclassificeerd als zij op ten minste één aspect van hun sociale contacten een sterk gemis ervaren.