Laagste huurstijging in vijf jaar
In 2013, direct na de invoering van het inkomensafhankelijk huurbeleid, stegen de huren nog met 4,7 procent. Sindsdien stegen de huren elk jaar minder hard. De belangrijkste oorzaak voor de lagere stijging is de lagere inflatie, deze kwam in 2015 uit op 0,6 procent. Daarnaast kregen huurders steeds minder vaak de maximale huurstijging opgelegd.
Huurstijging per 1 juli | Inflatie voorgaand jaar | |
---|---|---|
2005 | 2 | 1,2 |
2006 | 2,7 | 1,7 |
2007 | 1,4 | 1,1 |
2008 | 1,9 | 1,6 |
2009 | 2,8 | 2,5 |
2010 | 1,6 | 1,2 |
2011 | 1,8 | 1,3 |
2012 | 2,8 | 2,3 |
2013 | 4,7 | 2,5 |
2014 | 4,4 | 2,5 |
2015 | 2,4 | 1 |
2016 | 1,9 | 0,6 |
Minder vaak maximale huurverhoging
Sinds de invoering van het inkomensafhankelijk huurbeleid in 2013 is de maximale huurverhoging gelijk aan de inflatie van het voorgaande jaar plus een inkomensafhankelijke opslag. Door de lagere inflatie in 2015 is de maximale huurverhoging dit jaar 0,4 procentpunt lager dan vorig jaar.
Verhuurders verhoogden bovendien de huur steeds minder vaak met het maximum. In 2016 kreeg 19 procent van de huurders de voor hen geldende maximale huurverhoging opgelegd. In 2013 trof dit 66 procent van de huurders. Huurders met een hoog inkomen kregen in 2016 het vaakst te maken met de maximale huurverhoging. Dit trof deze groep in bijna een kwart van de gevallen. Bij de lage inkomens was dit 19 procent, terwijl in 2013 nog vier keer zoveel huurders met een laag inkomen de maximale huurstijging kreeg opgelegd: 77 procent. Vooral bij sociale huurwoningen werd ten opzichte van voorgaande jaren minder vaak de maximale huurverhoging gehanteerd. De sociale verhuurders legden huishoudens in ruim een kwart van de gevallen een huurverhoging op die gelijk is aan de inflatie van vorig jaar.
Laag inkomen | Midden inkomen | Hoog inkomen | |
---|---|---|---|
2013 | 77 | 41 | 42 |
2014 | 62 | 47 | 52 |
2015 | 37 | 30 | 34 |
2016 | 19 | 15 | 24 |
Huurdaling
In 2016 daalde de huur in 4 procent van de gevallen, dat is een stuk vaker dan in voorgaande jaren. Dit komt onder meer door de aanpassing van het huurpuntensysteem in oktober 2015. Dit heeft in sommige gevallen geleid tot een lagere maximale huur. Maar het komt ook voor dat de huur daalt na bewonerswisseling. Bij sociale huurwoningen kan dit bijvoorbeeld gebeuren als een huurder met een hoog inkomen vertrekt en een huurder met een lager inkomen de woning betrekt.
Huurstijging bij bewonerswisseling lager
De huren bij bewonerswisseling stegen dit jaar weer minder hard dan de voorgaande jaren. De gemiddelde huurverhoging bij wisseling van huurders was dit jaar 8,6 procent. Verhuurders zijn namelijk niet gebonden aan de maximale huurverhoging als een nieuwe huurder in de woning trekt. Voor huurders die niet verhuizen viel de gemiddelde huurverhoging lager uit: 1,4 procent. De gemiddelde huurstijging kwam uit op 1,9 procent.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|
Bij bewonerswisseling | 15,6 | 14,5 | 9,9 | 8,6 |
Exclusief bewonerswisseling | 3,9 | 3,7 | 1,9 | 1,4 |
Inclusief bewonerswisseling | 4,7 | 4,4 | 2,4 | 1,9 |
Regionale verschillen
Amsterdam heeft al jaren de hoogste huurstijging in Nederland, dit jaar 2,9 procent. Hierdoor is ook de huurstijging in Noord-Holland hoog ten opzichte van de rest van Nederland. De huren in Amsterdam stijgen dit jaar vooral sterk als een nieuwe huurder in de woning trekt. Drenthe heeft net als vorig jaar de laagste huurstijging: 1,2 procent.
Huren vrije sector stijgen harder
Bewoners van duurdere woningen in de geliberaliseerde markt zagen de huur met gemiddeld 2,2 procent stijgen. Ook hier is Amsterdam dit jaar koploper met een huurstijging van 3,6 procent. Vorig jaar stegen in Nederland de huren in de vrije sector nog met gemiddeld 1,8 procent. De toename komt vooral door hogere huren bij bewonerswisseling. Voor het eerst sinds de invoering van het inkomensafhankelijk huurbeleid stegen de huren in de vrije sector ook harder dan de huren in de sociale sector.
Inclusief bewonerswisseling | Exclusief bewonerswisseling | |
---|---|---|
Amsterdam | 1,2 | 1,7 |
Rotterdam | 0,9 | 1,3 |
Den Haag | 0,7 | 1,4 |
Utrecht | 0,4 | 1,1 |
Noord-Holland | 0,8 | 1,6 |
Zuid-Holland | 0,5 | 1,4 |
Overijssel | 0,6 | 1,3 |
Noord-Brabant | 0,5 | 1,3 |
Zeeland | 0,6 | 1,1 |
Flevoland | 0 | 1,6 |
Limburg | 0,2 | 1,4 |
Gelderland | 0,3 | 1,3 |
Friesland | 0,5 | 1,1 |
Utrecht | 0,1 | 1,4 |
Groningen | 0,5 | 1 |
Drenthe | 0,3 | 0,9 |
Niet geliberaliseerde markt | 0,5 | 1,3 |
Geliberaliseerde markt | 0,6 | 1,6 |
Nederland | 0,5 | 1,4 |
Bronnen
- StatLine - Consumentenprijzen; huurverhoging woningen vanaf 1959
- StatLine - Huurverhoging woningen; naar verhuurder
- StatLine - Huurverhoging woningen; naar regio
- StatLine - Consumentenprijzen; inflatie vanaf 1963
- Tabel - Aandeel van huishoudens met de maximale huurverhoging op 1 juli
- Tabel - Gemiddelde huurverhoging per 1 juli voor geliberaliseerde en niet geliberaliseerde woningen