Nederland in top zes consumentenvertrouwen EU
De verschillen tussen het consumentenvertrouwen (volgens Europese definitie) van Nederland en het EU-gemiddelde zijn het grootst in tijden van optimisme, terwijl deze in tijden van pessimisme juist kleiner worden. Dit wordt veroorzaakt doordat het oordeel over de algemene economische situatie en de werkloosheidsverwachting van de Nederlandse consument in tijden van optimisme flink positiever is dan het EU-gemiddelde. Ook ligt de spaarverwachting zowel in tijden van optimisme als pessimisme beduidend hoger in Nederland.
Relatief hoge spaarverwachting in Nederland
De gemiddelde spaarverwachting - de vraag of men denkt geld opzij te kunnen zetten in de komende 12 maanden - ligt voor Nederland met 29,5 ver boven dat van de EU (–6,8). Dit komt echter niet direct overeen met het daadwerkelijke spaargedrag van consumenten. Het Nederlandse spaarquotum, het percentage besteedbaar inkomen dat huishoudens in een bepaalde periode niet uitgeven aan consumptie, lag tussen 2002 en 2015 met een percentage van 12,3 procent slechts iets hoger dan het EU-gemiddelde van 11,5 procent. Duitsland had daarentegen een relatief lage spaarverwachting van 3, maar met 16,5 procent wel het hoogste spaarquotum van alle EU-lidstaten.
Ook op de deelvraag over de verwachte economische situatie scoort Nederland doorgaans positiever dan gemiddeld in de EU, maar het verschil is beduidend kleiner. Wat betreft de verwachte eigen financiële situatie scoort Nederland nagenoeg hetzelfde als de EU. Over de werkloosheidsverwachting is de Nederlandse consument iets negatiever. De werkloosheid in Nederland ligt doorgaans lager dan gemiddeld in de EU.
Nederland | EU | |
---|---|---|
Verwachte financiële situatie | -3,9 | -3,4 |
Verwachte economische situatie | -10,7 | -14,1 |
Werkloosheids- verwachting | 28,7 | 26,2 |
Spaar- verwachting | 29,5 | -6,8 |
Scandinavische consument meest positief
Ook consumenten in Scandinavische landen geven net als in Nederland een veel optimistischer antwoord op de vraag over sparen in de komende twaalf maanden dan gemiddeld is in de EU. Het verschil is echter nog een stuk groter dan met Nederland. Finland had een spaarverwachting van 50,8, maar slechts een spaarquotum van 8,1 procent. Mede door deze hoge spaarverwachting zijn de Scandinavische consumenten het meest optimistisch van alle EU lidstaten.
Consumentenvertrouwen, gemiddelde 2002-2016 | |
---|---|
EU | -12,6 |
Finland | 11,5 |
Zweden | 10,8 |
Denemarken | 10,5 |
Luxemburg | -0,6 |
Oostenrijk | -2,6 |
Nederland | -3,4 |
Duitsland | -7,1 |
Estland | -7,7 |
België | -7,9 |
Groot Britannië | -8 |
Tsjechië | -9,7 |
Litouwen | -14,8 |
Spanje | -16,4 |
Ierland | -16,8 |
Letland | -16,9 |
Italië | -18,8 |
Frankrijk | -19 |
Slowakije | -20,2 |
Polen | -20,5 |
Malta | -20,9 |
Slovenië | -21,2 |
Roemenië | -29 |
Portugal | -29,7 |
Kroatië | -31,6 |
Hongarije | -32,2 |
Cyprus | -33,6 |
Bulgarije | -34,2 |
Griekenland | -48,5 |
Bronnen
- Vertrouwen Nederlandse consumenten nader geanalyseerd
- Europese Commissie, DG ECFIN, Business and Consumer Surveys