Nederland heeft meeste EU-doelen nog niet binnen
In 2010 hebben de regeringsleiders van alle EU-lidstaten acht kerndoelstellingen vastgesteld op de thema’s onderwijs, klimaat en energie, arbeidsparticipatie, onderzoek en ontwikkeling en armoedebestrijding. Voor elke EU-lidstaat zijn deze voornemens vertaald naar nationale doelstellingen. Voor het deel van de bevolking dat risico loopt op armoede of sociale uitsluiting is geen nationaal, maar alleen een EU-doel vastgesteld. De regeringsleiders hebben de ambitie uitgesproken om deze voor eind 2020 te halen.
Doel hoogopgeleiden gehaald, voortijdig schoolverlaters bijna
Met de onderwijsdoelstellingen is Nederland vergevorderd. Al in 2008 passeerde het percentage hoogopgeleiden in de leeftijdsgroep van 30 tot 35 jaar het afgesproken minimum van 40 procent. Vooral onder vrouwen en mensen met een niet-Nederlandse herkomst is het percentage hoogopgeleiden gegroeid. In 2015 was een groter deel van de vrouwen dan van de mannen hoogopgeleid.
Het percentage voortijdig schoolverlaters van 18 tot 25 jaar is gedaald tot 8,2 procent in 2015, dicht bij het afgesproken maximum van 8 procent. In 2015 was 6,4 procent van de meisjes voortijdig schoolverlater, onder de jongens was dat 9,9 procent. Tussen 2005 en 2015 daalde dit getal met 6,0 procentpunten bij de jongens, tegen 4,7 procentpunten bij de meisjes.
Arbeidsparticipatie na crisis weer dichter bij doel
Het percentage werkenden in de groep van 20- tot 65-jarigen nam in 2015 met 1 procentpunt toe ten opzichte van 2014 tot 76,4 procent. Daarmee is de afstand tot het doel van 80 procent verkleind, terwijl deze juist is vergroot tussen crisisjaren 2008 en 2014. Tijdens de economische crisis verloren veel werknemers hun baan en steeg het aantal werklozen. In 2015 nam het aantal werkenden weer toe.
Het deel van de Nederlandse bevolking dat risico loopt op armoede of sociale uitsluiting is gegroeid van 14,9 procent in 2008 naar 16,5 procent in 2014. Dat kwam vooral doordat er meer huishoudens waren waarin geen of weinig betaald werk wordt verricht, wat samenhangt met de stijgende werkloosheid in de crisisperiode.
Gebruik hernieuwbare energie ver van doel
In 2015 werd 5,8 procent van de geconsumeerde energie hernieuwbaar opgewekt, waar de doelstelling 14 procent is voor eind 2020. Hiermee behoort Nederland in de EU tot de achterhoede. Nederlandse huishoudens stoken bijvoorbeeld relatief weinig hout (dat tot de biomassa gerekend wordt), maar veel aardgas. Daarnaast wordt in Nederland nauwelijks energie uit waterkracht opgewekt. Zweden en Finland zijn de koplopers in het gebruik van biomassa als energiebron. Nederland staat op dit moment op de 26e plek in de EU. Alleen Malta en Luxemburg scoren lager. De beschikbare subsidies voor hernieuwbare energie zijn in Nederland lager dan in landen als Duitsland en Denemarken.
Risico uitsluiting en armoede laag vergeleken met rest EU
Vergeleken met andere EU-lidstaten scoort Nederland goed op het gebied van arbeidsparticipatie en risico op armoede of sociale uitsluiting. Ondanks de eerder genoemde stijging heeft Nederland, op Tsjechië na, relatief de minste inwoners met een risico op armoede of sociale uitsluiting. Met de arbeidsparticipatie staat Nederland in de EU op de zesde plaats.