Buitenlandse dochters drukken brutowinst bedrijven
Alle niet-financiële bedrijven samen hebben 49,2 miljard euro brutowinst behaald in het eerste kwartaal van 2016. Dat is 0,1 miljard euro hoger dan een jaar eerder. Het resultaat uit binnenlandse productieactiviteiten (het bruto exploitatieoverschot) kwam uit op 44,7 miljard euro, tegen 43,8 miljard euro een jaar eerder. De toegevoegde waarde (grofweg het exploitatieoverschot plus de lonen en sociale premies) nam toe. Aan lonen waren de bedrijven meer kwijt dan vorig jaar.
Bij buitenlandse dochters was de brutowinst in het eerste kwartaal 5,5 miljard euro. Dit is 1,7 miljard euro lager dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. De brutowinst bij buitenlandse dochterondernemingen daalde vorig jaar ook al. In vergelijking met begin 2014 lag de brutowinst 2,8 miljard euro lager.
Bruto exploitatieoverschot | Winst buitenlandse dochters (rechteras) | |
---|---|---|
2013-1 | 156,16 | 43,24 |
2013-2 | 155,67 | 42,44 |
2013-3 | 156,56 | 42,24 |
2013-4 | 157,82 | 35,93 |
2014-1 | 158,04 | 32,69 |
2014-2 | 158,23 | 33,82 |
2014-3 | 159,62 | 32,2 |
2014-4 | 160,68 | 28,51 |
2015-1 | 161,83 | 27,43 |
2015-2 | 164,52 | 27,23 |
2015-3 | 167,31 | 25,09 |
2015-4 | 168,34 | 30,25 |
2016-1 | 169,23 | 28,5 |
In de grafiek worden de gegevens op jaarbasis weergegeven: bij de cijfers over een verslagkwartaal zijn die over de voorgaande drie kwartalen opgeteld.
Winstquote ongeveer gelijk
De winstquote, het aandeel van het bruto exploitatieoverschot in de bruto toegevoegde waarde, is ongeveer hetzelfde als in het eerste kwartaal van 2015: de relatieve stijging van het bruto exploitatieoverschot was gelijk aan de stijging van de toegevoegde waarde. Op jaarbasis is de winstquote hoger dan een jaar eerder.
Winstquote | |
---|---|
2013-1 | 40,87 |
40,73 | |
40,84 | |
41,02 | |
2014-1 | 41,03 |
40,94 | |
41,07 | |
41,05 | |
2015-1 | 41,05 |
41,34 | |
41,66 | |
41,7 | |
2016-1 | 41,67 |
De bruto toegevoegde waarde was in het eerste kwartaal 2,4 miljard euro hoger dan een jaar eerder. Vooral bij reisorganisaties, de elektrische/elektronische industrie en de transportmiddelenindustrie was de toegevoegde waarde hoger.
De hogere toegevoegde waarde was vooral het resultaat van een hogere productiewaarde (1,4 miljard euro meer dan een jaar eerder). Het intermediair verbruik (de productiekosten aan goederen en diensten) was 0,8 miljard euro lager.
Meer langlopende leningen afgesloten dan afgelost
Niet-financiële bedrijven hebben in het eerste kwartaal van 2016 per saldo meer langlopende leningen – met een looptijd van langer dan een jaar- afgesloten dan afgelost. Dat is voor het eerst sinds het eerste kwartaal van 2013. Per saldo werd voor 1,6 miljard euro aan langlopende leningen afgesloten bij banken.
Per saldo opgenomen langlopende leningen | |
---|---|
2012-1 | 0,466 |
2012-2 | 1,416 |
2012-3 | 1,167 |
2012-4 | -0,628 |
2013-1 | 0,385 |
2013-2 | -0,93 |
2013-3 | -2,025 |
2013-4 | -1,154 |
2014-1 | -3,721 |
2014-2 | -5,38 |
2014-3 | -1,941 |
2014-4 | -4,208 |
2015-1 | -2,247 |
2015-2 | -1,097 |
2015-3 | -2,533 |
2015-4 | -3,503 |
2016-1 | 1,614 |
Bronnen
- StatLine - Lopende transacties naar sectoren
- StatLine - Kerngegevens sectoren; nationale rekeningen