Kleinere rol Nederlandse farmaceutische industrie in EU
Aandeel | |
---|---|
2009 | 3,3 |
2010 | 2,2 |
2011 | 2,7 |
2012 | 2,6 |
2013 | 1,7 |
2014 | 1,7 |
Nederlandse farmacie
De farmaceutische industrie heeft twee hoofdactiviteiten. Een aantal bedrijven richt zich op het produceren van farmaceutische grondstoffen zoals vitaminen, lactonen en antibiotica. Veel farmaceuten zijn daarnaast actief in het bereiden van producten op basis van die grondstoffen. Behalve geneesmiddelen gaat het bijvoorbeeld om sera, vaccins, anticonceptiemiddelen, pleisters en verband.
Begin 2016 waren er 200 farmaceutische bedrijven in Nederland. Daarvan produceerden dertig bedrijven hoofdzakelijk grondstoffen en 170 bedrijven vooral producten op basis van grondstoffen. De vestigingen staan verspreid over het hele land. In 2014 werkten 12 duizend mensen in de farmaceutische industrie. Ruim 40 procent van hen was vrouw.
Europese cijfers
Europees gezien staat Nederland op plaats 10 als het gaat om farmaceutische productie. Duitsland, Ierland en Frankrijk zijn de grootste producenten van de Europese Unie. In de meeste landen is een beperkt aantal grote farmaceuten actief. Cyprus, Malta en Luxemburg zijn de enige EU-landen waar geen farmaceutische producten worden gemaakt.
In 2014 kwam 14 procent van de Europese inkomsten in de farmaceutische industrie uit de verkoop van grondstoffen. Nederland ligt precies op dit Europees gemiddelde. Voor de industrie zijn medicijnen veruit het belangrijkste product. In 2014 kwam 57 procent van alle Nederlandse farmaceutische inkomsten van geneesmiddelen. Het Europees gemiddelde lag met 71 procent nog hoger.
Overige producten | Grondstoffen | Geneesmiddelen | |
---|---|---|---|
Europese Unie | 14,1 | 14,4 | 71,5 |
Nederland | 28,6 | 14 | 57,4 |
Internationale handel
In euro’s gemeten werden in 2014 minder farmaceutische producten ingevoerd dan in 2009, maar wel meer producten uitgevoerd. Nederland voerde voor ruim 15 miljard euro in en 21 miljard euro uit, tegen respectievelijk 19 miljard en 20 miljard euro in 2009.
De in- en uitvoer van geneesmiddelen namen wel allebei toe. De uitvoer steeg daarbij sneller dan de invoer. Het aandeel van geneesmiddelen in de totale in- en uitvoer van farmaceutische producten groeide de laatste jaren dan ook. In 2014 bestond 63 procent van alle geïmporteerde farmaceutische producten uit geneesmiddelen. Vijf jaar eerder was dat 50 procent. Aan de uitvoerkant kwam 61 procent van de totale waarde uit geneesmiddelen, tegen 44 procent in 2009.
Naast medicijnen zijn ook hemoglobine en vaccins belangrijk voor de farmaceutische export. In 2014 werd voor 1,3 miljard euro aan vaccins geëxporteerd. Iets meer dan de helft daarvan is voor menselijk gebruik, de rest is voor dieren. De export van hemoglobine en aanverwante stoffen was goed voor 3,7 miljard euro.
Hoewel Nederland in 2014 meer farmaceutische producten exporteerde dan in 2009, daalde het aandeel in de totale export vanuit Nederland. De producten waren in 2014 goed voor 5 procent van alle uitvoer. Vijf jaar eerder was dat 6,5 procent. Drie kwart van de producten die Nederland exporteerde, waren eerder geïmporteerd. De waarde van deze wederuitvoer kwam in 2014 neer op ruim 15,5 miljard euro.
Bronnen
- StatLine - Verkopen; industriële producten naar productgroep (ProdCom)
- StatLine - Arbeidsvolume naar bedrijfstak en geslacht; nationale rekeningen
- StatLine - Bedrijven; bedrijfstak
- StatLine - Vestigingen van bedrijven; economische activiteit (SBI 2008), regio
- StatLine - Goederensoorten naar land; minerale brandstoffen en chemie
- StatLine - Internationale handel; in- en uitvoer naar SITC (3 digit), landen(groepen)
- Eurostat - Prodcom 2014