Parade van Pen: de vermogensverdeling in 2014
De parade van dwergen en enkele reuzen, in 1971 bedacht door de Nederlandse econoom Jan Pen, is een manier om de vermogens- (of inkomens-)verdeling in beeld te brengen. In een optocht komen de bijna 7,5 miljoen huishoudens in één uur tijd voorbij, in volgorde van de hoogte van hun vermogen.
Eén persoon vertegenwoordigt één huishouden en heeft een lengte die evenredig gemaakt is aan de hoogte van het vermogen. De persoon uit het huishouden met een vermogen dat gelijk is aan het gemiddeld vermogen krijgt de gemiddelde lengte van 1,74 meter. Mensen met een hoog vermogen kunnen daarbij reusachtige proporties aannemen: zo wordt iemand met precies 1 miljoen euro aan vermogen 11,64 meter lang.
Een lange stoet van dwergen
De parade speelt zich de eerste 9 minuten onder de grond af. Deze huishoudens hebben een negatief vermogen en daardoor ook een negatieve lengte. Het gaat hier vooral om werknemersgezinnen met een eigen woning waarvan de hypotheekschuld hoger is dan de waarde van de woning. Tevens omvat deze groep betrekkelijk veel zelfstandigen met een negatief vermogen (bijvoorbeeld omdat ze een grote lening hebben).
Na deze groep komt een ander type huishouden voorbij, namelijk minuscule dwergen van nog geen 2 centimeter. Dit verklaart onder meer de scherpe overgang in onderstaande figuur. Deze groep heeft een vermogen van hooguit 2 duizend euro en is voor zijn levensonderhoud vooral aangewezen op een uitkering. Ook hierna komen in de optocht nog steeds dwergen voorbij: hun vermogen is nog altijd zeer gering in vergelijking tot het gemiddelde. Onder hen bevinden zich steeds meer gepensioneerden die in hun leven een bescheiden spaarpotje hebben opgebouwd.
Gemiddeld vermogen passeert in de 45ste minuut
Na een half uur, op de helft van de stoet, komt een huishouden voorbij met een vermogen van 19,1 duizend euro. Het gaat nog steeds om een dwerg van slechts 22 centimeter. Ook het huishouden met een ton aan vermogen, dat in de 41e minuut voorbijtrekt, heeft ten opzichte van het gemiddelde nog een bescheiden lengte van nog geen 1,20 meter. Pas in de 45e minuut, passeert het huishouden met een vermogen dat gelijk is aan het gemiddelde van 149,5 duizend euro.
Eigenwoningbezit overheerst in laatste deel van de optocht
Al tien minuten voordat het gemiddelde voorbij kwam, trokken hoofdzakelijk eigenwoningbezitters voorbij, en dat zal tot het eind van de optocht zo blijven. De eigen woning is het voornaamste vermogensbestanddeel van veel huishoudens. In de staart van de optocht gaat het vaak om oudere mensen die door te sparen de schuld op hun woning geheel of grotendeels hebben afgelost.
Voor jonge woningbezitters rust hier nog vaak een grote hypotheekschuld op, zodat hun vermogen laag of zelfs negatief kan zijn. Zij waren al te vinden in de kop van de stoet. Als de huizenprijzen stijgen, kunnen zij wel zomaar flink in lengte toenemen en een betere positie in de optocht innemen. Voor een deel van de eigenwoningbezitters geldt overigens dat hun vermogen onderschat is, doordat informatie over het opgebouwde tegoed van een spaar- of beleggingshypotheek ontbreekt.
Reuzen met een vermogen van 3 miljoen of meer
In de laatste minuten van de parade neemt de lengte van personen reusachtig snel toe. In de voorlaatste minuut passeren de eerste reuzen met een gemiddeld vermogen van ruim 900 duizend euro. De laatste minuut is weggelegd voor de echte reuzen. Deze, bijna 125 duizend, huishoudens hebben gemiddeld een vermogen van meer dan 3 miljoen euro. De reuzen die in de laatste minuut voorbijkomen, bezitten 35 procent van het totale vermogen. In deze groep zijn ruim vier op de tien zelfstandig ondernemer, terwijl een op de vier gepensioneerd is. Zeven op de tien huishoudens hebben een zodanig hoog inkomen dat zij ook in de inkomensparade pas in het laatste kwartier voorbijkwamen.
Vermogensongelijkheid tussen 2009 en 2013 gestegen
De stoet van ongelijke vermogens ziet er elk jaar weer een beetje anders uit. Om te kunnen beoordelen hoe de vermogensongelijkheid zich ontwikkelt, moet de ongelijkheid die de optocht laat zien, in één getal samengevat worden. Een veel gebruikte maatstaf hiervoor is de Gini-coëfficiënt. Deze ongelijkheidsmaat heeft een waarde tussen 0 (volledig gelijke verdeling) en 1 (maximale ongelijkheid). In 2014 was de waarde van deze maatstaf 0,894. Wie de optocht gezien heeft, zal zich niet verbazen over deze hoge waarde. Met een Gini-coëfficiënt van 0,286 zijn inkomens in Nederland in 2014 aanzienlijk minder ongelijk verdeeld.
Tussen 2009 en 2013 is de vermogensongelijkheid tussen huishoudens toegenomen. Dit is vooral het gevolg van de daling van de huizenprijzen tijdens de economische crisis. Bijna zes op de tien huishoudens bezit een eigen huis. Als hier nog een grote hypotheekschuld op rust, heeft een daling van de woningwaarde verhoudingsgewijs een groot effect op het vermogen. Dit effect is relatief klein bij huishoudens met een hoger vermogen, die bijvoorbeeld ook over spaartegoeden of aandelen beschikken. Hierdoor groeiden de vermogensverschillen tussen de huishoudens. Als de woningwaarde en de uitstaande hypotheekschuld niet tot het vermogen worden gerekend, zou de vermogensongelijkheid nauwelijks zijn toegenomen. De stijging in de vermogensongelijkheid is dan ook een direct gevolg van de aan het begin van de crisis ingestorte woningmarkt.
Bij het vaststellen van de fiscale hypotheekschuld kon vanwege het ontbreken van waarnemingen geen rekening worden gehouden met opgebouwde tegoeden bij spaar- en beleggingshypotheken. Ook zijn de pensioenaanspraken niet tot het vermogen gerekend.