Surinaamse kinderen wonen steeds vaker bij ouders
In bijna twintig jaar tijd is het aandeel 15-jarigen dat bij beide ouders woont gedaald van 80 tot 71 procent. In alle herkomstgroeperingen deed zich een daling voor, behalve bij kinderen van Surinaamse herkomst. Het aandeel 15-jarigen van Surinaamse herkomst dat bij beide ouders woont is tussen 1996 en 2015 juist met een kwart gestegen. Dat meldt CBS vandaag.
Een op de drie Antilliaans/Arubaanse kinderen woont bij beide ouders
De woonsituatie van 15-jarigen hangt sterk samen met de herkomstgroep. Drie kwart van de autochtone 15-jarigen woonde begin 2015 bij beide ouders. Dat gold in vergelijkbare mate ook voor kinderen van Marokkaanse en Turkse herkomst. In Surinaamse en Antilliaanse/Arubaanse gemeenschappen komt het alleenstaand moederschap vaak voor; 44 procent van de Surinaamse kinderen woonde bij beide ouders. Dit is een stijging met een kwart ten opzichte van 1996. Een duidelijke verklaring voor deze stijging ontbreekt. Van de kinderen van Antilliaanse/Arubaanse herkomst woonde 33 procent bij beide ouders, een aandeel dat in de laatste 10 jaar vrijwel stabiel is gebleven.
Moeder neemt na scheiding vaak de zorg over
Wanneer de ouders van een kind uit elkaar zijn, woont het kind meestal met alleen de moeder. In 2015 was dit in 57 procent van de gevallen. Bij autochtone en westers allochtone kinderen kwam dit minder voor, want daar wonen kinderen vaker bij de moeder en haar nieuwe partner of bij alleen de vader. Marokkaanse kinderen woonden het vaakst bij alleen hun moeder, namelijk in 78 procent van de gevallen waarin de ouders niet meer bij elkaar zijn. Kinderen van Turkse herkomst woonden in 71 procent van die situaties bij hun moeder, net zo vaak als de 15-jarigen van Surinaamse en Antilliaans/Arubaanse herkomst.
De cijfers zijn gebaseerd op de registratie van het kind en geven daarom geen uitsluitsel over co-ouderschappen, waarin het kind een gedeelte van de tijd bij de moeder en een gedeelte bij de vader woont. Uit enquête-onderzoek is bekend dat dit in ongeveer een op de drie gevallen voorkomt.
Bijna 4 procent woont bij vader en stiefmoeder
Kinderen wonen soms bij een van de ouders die een nieuwe partner heeft. Een kwart van de autochtone en westerse allochtone kinderen woonde bij de moeder en een stiefvader. Bij andere herkomstgroeperingen kwam deze situatie minder vaak voor. In alle herkomstgroepen kwam het maar weinig voor dat kinderen bij hun vader en stiefmoeder woonden.
Er zijn ten slotte ook 15-jarige kinderen die zonder ouders wonen. Deze kinderen wonen bijvoorbeeld bij een pleeggezin, in een ‘begeleid-wonengroep’ voor jongeren of in een institutioneel huishouden (bijvoorbeeld een psychiatrische instelling). Wonen zonder ouders kwam het vaakst voor bij westerse allochtonen, Turkse, Antilliaans/Arubaanse en overige groepen van niet-westerse herkomst. In deze groepen kwam het in 10-12 procent van de gevallen voor; bij autochtonen was dit 5 procent.