In twee jaar 72 duizend kinderen minder naar opvang
Steeds minder kinderen gaan naar de formele kinderopvang. De afname bedraagt 72 duizend kinderen in de periode tussen 2012 en 2014. Het aantal kinderen waarvoor de Belastingdienst kinderopvangtoeslag uitkeerde is sinds 2009 niet zo laag geweest, ondanks een verruiming van de regeling in 2014. Dit meldt CBS .
Van de gemeenten met minstens 1 000 kinderen was de daling het sterkst in Westervoort, Edam-Volendam, Rijnwaarden en Enkhuizen.
Daling kinderen bij dagopvang het grootst
In 2014 kwamen 754 400 kinderen in aanmerking voor een toeslag. In 2012 waren dat er nog 826 500. Door veranderde regelgeving zijn de cijfers van 2014 minder goed te vergelijken met die van 2013.
In de dagopvang was de krimp het grootst. Daar kwamen 50 duizend kinderen minder binnen, een daling van 11 procent. Het bezoek aan de buitenschoolse opvang (bso) daalde in dezelfde periode met 6 procent. Daarmee was het aantal kinderen in 2014 gelijk verdeeld over beide opvangvormen.
Minder vraag naar kinderopvang door aanpassing toeslag in 2013
Rond de afnemende vraag naar formele kinderopvang spelen verschillende ontwikkelingen. Zo daalde het aantal kinderen in Nederland tussen 2012 en 2014 met 2,5 procent. Gedurende de economische crisis, met als gevolg onder andere de toegenomen werkloosheid, was er minder vraag naar kinderopvang.
Verder speelde de versobering van de kinderopvangsubsidies een rol, met de grootste aanpassingen in 2012 en 2013. In 2013 leidde dit tot een daling van het aantal ontvangers van kinderopvangtoeslag. In 2014 werd de toeslagregeling verruimd, vooral voor de midden- en hoge inkomens. Desondanks daalde het aantal kinderen waarvoor kinderopvangtoeslag werd uitgekeerd in 2014 verder tot het laagste punt sinds 2009.
Tot dat jaar was het gebruik van de formele opvang juist sterk gestegen, nadat in 2007 de werkgeversbijdrage verplicht was gesteld.
Tussen 2012 en 2014 daalde het aantal kinderen in de formele opvang met 9 procent. De afname van het aandeel kinderen, dus gecorrigeerd voor het aantal kinderen in Nederland, was 6,5 procent.
Kinderen die tussen 2012 en 2014 vier jaar werden en overstapten van dagopvang naar buitenschoolse opvang, zijn in beide opvangvormen meegenomen. Daardoor komt de som van het aantal kinderen in dagopvang en buitenschoolse opvang hoger uit dan het totaal, dat uitgaat van unieke kinderen die de opvang bezochten.
Urker kinderen gaan weinig naar formele opvang
In 2014 ging bijna 31% van de kinderen tot en met 12 jaar naar de kinderopvang. In het westen en het oosten van het land lag dat percentage ongeveer tussen de 25 en 35 procent. Uitschieters naar boven waren er onder meer in het hart van Nederland, rond Den Haag, in het zuidoosten van Noord-Brabant en in het noorden van het land.
In een strook die diagonaal over Nederland loopt, van Goeree-Overflakkee tot Zuidwest-Overijssel, werd juist minder een beroep gedaan op de formele kinderopvang (15-25 procent). Toch lag de arbeidsparticipatie van vrouwen in deze regio’s niet lager dan elders.
In Noordoost- en Zuidoost-Nederland werd ook minder gebruikgemaakt van de kinderopvang. In deze regio’s lagen de arbeidsparticipatie en het inkomen lager dan gemiddeld.
Urker kinderen gaan het minst vaak naar de opvang (7 procent), gevolgd door die uit Ameland (10 procent).
Helft van de gemeenten ziet duidelijke afname kinderopvang
In meer dan de helft van de Nederlandse gemeenten nam het aandeel kinderen in de opvang met meer dan 5 procent af tussen 2012 en 2014. Van de gemeenten met minstens 1 000 kinderen was de daling het sterkst in Westervoort, Edam-Volendam, Rijnwaarden en Enkhuizen (meer dan 20 procent).
In 28 Nederlandse gemeenten was sprake van een stijging van meer dan 5 procent. Daarbij was de toename het sterkst in de gemeente Oldebroek (35 procent), gevolgd door de gemeente Scherpenzeel (22 procent).