Peuters lage-inkomensgroepen blijven vaker thuis
Bijna 40 procent van de 2-3-jarige kinderen met ouders in de laagste inkomensgroep gaat niet naar de peuterspeelzaal en ook niet naar een vorm van formele kinderopvang. In de hoogste inkomensgroep ligt dat veel lager, daarvan bezoekt 8 procent van de kinderen geen peuterspeelzaal of kinderopvang. Dit maakt CBS bekend.
60 miljoen euro voor peuteropvang
Het kabinet trekt het komende jaar 60 miljoen euro uit voor de opvang van peuters. Dat maakte minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op Prinsjesdag bekend. Alle kinderen moeten de mogelijkheid krijgen om peuterspeelzaal of kinderopvang te bezoeken, ongeacht of ouders werken.
137 duizend kinderen
In 2013 ging 37 procent van de 2- en 3-jarige peuters naar de peuterspeelzaal. Dat komt neer op 137 duizend kinderen, die gemiddeld 7,5 uur per week in de peuterspeelzaal werden opgevangen. Bijna een kwart van hen werd daarnaast ook opgevangen in de formele kinderopvang, dus in een kinderdagverblijf of bij erkende gastouders. Gemiddeld ging 20 procent van de Nederlandse peuters niet naar een peuterspeelzaal of kinderopvangopvang. In totaal zijn dat zo’n 72 duizend kinderen.
Samenhang inkomen
Het gebruik van de peuterspeelzaal hangt samen met het inkomen van de ouders. Van de peuters uit de laagste 20%-inkomensgroep ging 45 procent naar de peuterspeelzaal. Dat zijn ruim 28 duizend kinderen. In de hoogste inkomensgroep was dat 27 procent, bijna 8 duizend kinderen. In de hoogste inkomensgroep wordt minder gebruik gemaakt van de peuterspeelzaal, omdat ouders uit deze groep vaker gebruik maken van formele kinderopvang.
Inkomensafhankelijke bijdrage
De bijdrage die huishoudens voor de peuterspeelzaal moeten betalen is afhankelijk van het aantal opvanguren en meestal inkomensafhankelijk. De gemiddelde betaalde ouderbijdrage bedroeg op jaarbasis 750 euro, oftewel 63 euro per maand.