Woonlasten vormen bijna 40 procent uitgaven laagste inkomens
Woonlasten vormen de grootste uitgavenpost voor huishoudens. In de laagste inkomensgroep bedragen de woonlasten 39 procent van de bestedingen, maar het aandeel daalt naarmate het inkomen stijgt. De hogere inkomensgroepen besteden relatief meer aan kleding, interieur, vervoer en recreatie. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van CBS.
Aandeel woonlasten neemt af bij hoger inkomen
In de laagste inkomensgroep hebben de woonlasten een aandeel van 39 procent in de totale bestedingen, terwijl dit in de hoogste inkomensgroep 24 procent is. Andere uitgavenposten waarvan het aandeel afneemt naarmate het inkomen stijgt zijn genotsmiddelen, telefoonabonnementen, medicijnen en lokale belastingen.
Huishoudens in de hogere inkomensgroepen besteden daarentegen meer aan recreatie, horeca, interieur, cultuur en vervoer. Het aandeel van deze uitgaven in hun totale bestedingen telt op tot 54 procent. In de laagste inkomensgroep komt deze som uit op 34 procent.
Het aandeel van de bestedingen aan voeding en onderwijs ligt in alle inkomensgroepen iets boven 11 procent.
Alleenstaande ouders besteden 35 procent minder dan paren met kinderen
Eenoudergezinnen met jonge kinderen besteden op maandbasis ruim 2 280 euro. Dat is 35 procent minder dan paren met jonge kinderen. Omdat zij minder te besteden hebben, zijn alleenstaande ouders een groter gedeelte van hun budget kwijt aan woonlasten. Dit gaat vooral ten koste van de bestedingen aan recreatie, huishoudelijke apparatuur en woninginrichting.
De cijfers over bestedingen van huishoudens zijn gebaseerd op gegevens die CBS verzameld heeft met het Budgetonderzoek. Wilt u meer weten? Zoek zelf de meest recente cijfers in onze maatwerktabellen.
Links, CBS:
Huishoudens besteden jaarlijks 6 duizend euro aan ontspanning