Dementie

Een hersenaandoening gekenmerkt door meer dan één cognitieve stoornis (bijv. verminderd geheugen, denkvermogen of herkenning van voorwerpen of gezichten). Zonder nadere specificatie - in 2014 bijna 65 procent van de sterfgevallen aan dementie - is er sprake van een dementieel syndroom  (ICD-10 code: F03) en wordt de doodsoorzaak ondergebracht bij de psychische stoornissen (F hoofdstuk van de ICD-10). De ziekte van Alzheimer (ICD-10 code G30) is de meest voorkomende vorm van dementie - in 2014 ongeveer 25 procent van de sterfgevallen aan dementie - gevolgd door de vasculaire dementie (ICD-10 code F01) - in 2014 ongeveer 9 procent van de sterfgevallen aan dementie. Voor tabellering van dementie als doodsoorzaak worden de ICD-10 codes F01-F03, F05 en G30 samengenomen, omdat op het doodsoorzakenformulier vaak de term dementie wordt gebruikt in plaats van de specifieke vorm en in de loop der tijd er steeds meer mengbeelden worden waargenomen (bijvoorbeeld van vasculaire dementie en Alzheimer). Daarbij is het aandeel van de ziekte van Alzheimer in de sterfte aan dementie in de periode 1996-2014 gestegen van 10 naar 25 procent. De gehanteerde codes omvatten ongeveer 90-95 procent van de sterfgevallen aan dementie. Een klein gedeelte van de sterfte aan dementie is ondergebracht in de ICD-10 code G31 (overige degeneratieve hersenziekten) en daar niet onderscheiden van andere hersenziekten en een (groot) gedeelte van de sterfte aan de val (ICD-10 codes W00-W19) wordt bij de 85 plussers veroorzaakt door houdings- of bewegingsbeperkingen bij (met name de lewy body) dementie.

Mensen overlijden aan de gevolgen van dementie, zoals niet meer eten of drinken, slikstoornissen of infecties, omdat bij een vergevorderde dementie hersenstamreflexen als slikken, ademhaling (verminderd doorademen met longontsteking als gevolg) of de blaasreflex (met als gevolg incontinentie) niet meer goed werken. De doodsoorzakenstatistiek beschouwt dementie dan als onderliggende doodsoorzaak.